Vloeibaar

We zitten in een warm restaurantje en vieren dat het weekend is, mijn 3tal en ik. Het zijn drukke tijden waardoor de balans is verschoven naar een groter appèl op hun zelfzorgend vermogen. Zij doen dat ongelooflijk goed en ik ben trots op ze. En ook hebben we nu behoefte aan elkaars nabijheid en samen-zijn. Even hergroeperen.


Ineens vraagt de jongste: “Mama? Ik vroeg me af hoe dat is voor jou als je alleen thuis bent en wij bij papa? Vind je het dan heel saai om alleen te eten?”


Zijn plotse, directe vraag slaat in als een bom.


Ik kan ze niet meteen aankijken; zo’n précair moment waarop de impact van mijn reactie bepalend kan zijn. Ik wil niet dat zij zich ooit schuldig voelen over iets dat met onze scheiding verband houdt. Maar ik wil ook eerlijk zijn. Dat heb ik ons beloofd.


Ik neem zijn vraag even mee naar binnen en tot mijn verrassing landt-ie, na de eerste schok, heel goed. Ik kijk op en ontmoet 3 paar verschillend vragende ogen. Die van jongste vloeibaar dwingend, middelste met een rustig willen weten en oudste lief en tegelijkertijd op haar hoede. Voor allen het antwoord van belang.


“Wat een lieve vraag. Mijn eerlijke antwoord is dat ik helemaal heel ben mèt jullie, maar ook alleen. Dus ook dan ben ik oprecht oké.”


4 Paar ogen ontspannen, de mijne nu vloeibaar.

Knop

Regelmatig lees ik over hoe kinderen van gescheiden ouders moeten (ont)wennen op wisseldagen; als zij van vader naar moeder gaan en andersom. En dat dit inhoudt dat die kinderen op zo’n dag meer in zichzelf gekeerd zijn, afstandelijker. Ook naar andere betrokkenen, zoals de nieuwe liefdes die er misschien zijn.

Ik heb daar nog nooit iets van gemerkt bij mijn kinderen maar vraag het me nu ineens af: hebben zij daar soms ook last van? Ik besluit het ze maar gewoon te vragen.

“Hee lieverds, hebben jullie op de dagen dat je van papa naar mij gaat of andersom, last van ‘moeten wennen’ of een gevoel dat het moeilijk is om ineens bij de andere ouder te zijn. En dat je je daardoor even wat stiller voelt of merkt dat je even niet weet waar je staat? Ik denk dat het voelt alsof je van binnen je armen stevig om jezelf heen slaat.”

3 paar ogen kijkt mij aan van boven hun borden: “Huh?”, “Euh..”, “?”

“Mam! Wat bedóel je?”

“Ik lees en hoor dat best vaak: dat het voor kinderen lastig is als ze van de ene ouder naar de andere gaan, van het ene huis naar het andere. Misschien zelfs van het ene leven naar het andere leven. Ik vroeg me dus af, aangezien jullie ook steeds moeten wisselen, of jullie dat herkennen?”

Even is het stil. Drie hoofdjes denken, drie lijfjes voelen.

Oudste: “Nee, daar heb ik helemaal geen last van. Het is bij jullie precies hetzelfde; even fijn.”

Middelste: “Ehm… nee. Totaal niet herkenbaar. Het huís is wel anders, maar het vóelt niet anders.”

Jongste: “Nee hoor, mijn leven gaat altijd door. Gewoon hetzelfde.”

Ik voel opluchting, mijn angst is toch altijd dat ik de dieper gelegen, echt wezenlijke dingen bij hen mis: “Daar ben ik blij om zeg, dat is fijn voor jullie.”

“Maar mam, hebben echt veel kinderen dat wel? Ik snap niet waarom?! Dat vind ik zielig voor die kinderen.”

“Ik weet ook niet precies waarom dat is, ik ken het niet vanuit mijn eigen situatie maar kan me er wel iets bij voorstellen. Kun je bedenken waardoor het zou komen?”

Middelste: “Ik ken een jongen die dat heeft, hij heeft me dat verteld. Hij zei dat het kwam omdat zijn ouders niet goed met elkaar omgaan en niet aardig over elkaar praten. Daardoor weet hij niet wat nou waar is en wat hij kan geloven. Hij zei dat hij daarom twee knoppen in zijn hoofd heeft: één voor bij zijn vader en één voor bij zijn moeder. Ik vroeg welke knop dan zijn echte was. Toen zei hij dat hij zijn eigen knop kwijt is.”

We zijn er stil van, ik weet niet wat ik moet zeggen, voel me enigszins verslagen en kijk naar beneden, in mijn bord. Als ik weer opkijk zie ik drie paar peinzende ogen. Dan spreekt jongste voor de hele set:

“Ik vind het ook heel fijn voor ons dat wij onze eigen knop gewoon hebben…”

Net als een golf

Terwijl ik aan het werk ben, speelt Einaudi zijn mooie Le Onde (De Golven). Als ik de muziek van Einaudi te lang of te vaak hoor, word ik er melig van maar voor nu klinkt het heerlijk weg. Jongste komt binnen, fris gedoucht na zijn intensieve balletles. Hij wil wat tegen me zeggen maar is ineens weg – verdwenen in De Golven: “Mama, op déze muziek ga ik een dans schrijven!”

Dit was drie weken geleden. Vandaag lopen mijn kleine vriend en ik samen over straat. Ineens draait hij een pirouette en gooit zijn been in de lucht: “Ik ben al heel ver met het schrijven van mijn dans.”

“Hee wat goed, vent. Ik was vergeten dat je daarmee bezig was! Doe je ‘m straks voor?”

“Dat kan nog niet, ik heb ‘m nu nog alleen geschréven. Dat is best moeilijk want ik weet niet van alle pasjes precies de naam.”

De ene term na de andere oplepelend, vertelt hij mij in woorden hoe zijn dans er uit ziet, althans het deel dat af is. Ineens staat hij stil:

“De dans gaat over mijn LÉVEN, mam. De eerste jaren die makkelijk en simpel waren, omdat ik gewoon er vrolijk was en niet zoveel kon en ik dat ook niet meer zo goed weet.” Terwijl hij dit vertelt doet hij de volgens hem ‘pas de’: het op de punten van de tenen met gekruiste voetjes kleine trippelpasjes makend.

“Dan komt een zwaarder stuk want toen gingen jullie scheiden. Dat vond ik moeilijk, ik voelde me toen veel minder goed, vaak verdrietig.” Hij verbeeldt dit door via een pirouette ineen te duiken waarbij hij zichzelf omarmt, als om zich te beschermen.

Hij vertelt zowel mèt als zonder woorden gloedvol en bewogen vanuit zijn hart en heeft geen idee hoezeer hij het mijne raakt. Met zijn bewegingen, zijn verhaal, zijn passie en gevoel en de hele wijze waarop hij zich zo midden op straat staat te uiten, volledig opgaand in zijn performance.

“Daarna word ik weer blij, is het zware opgelost, ga ik van beneden weer naar boven en is het weer goed. Net als een GÓLF.” En met een enorme zwaai van zijn armen komt hij op en vouwt zijn hele lichaam open. Met gespreide armen klaar om de wereld en alles wat erbij hoort te ontvangen.

En terwijl ik naar hem kijk, realiseer ik me dat deze nog on-affe maar toch volledige voorstelling laat zien dat hij onze scheiding echt heeft verwerkt en hoezeer ik dit kind bewonder om de manier waarop hij zijn processen lééft. En daarmee voor zichzelf de ruimte creëert om werkelijk verder te kunnen.

Hij stond zichzelf toe zijn verdriet te voelen, heeft het doorleefd, daarna opgepakt en een plek gegeven. En nu, tot slot, laat hij dit volledig geleid door zijn gevoel, tot uiting komen op zijn eigen, bijzondere manier.

“Hee vent, weet je wat het betekent, ‘Le Onde’?”

“Nee, wat dan, mam?!”

🌊 ❤️ 🌊




Vaatlap

 

De hele dag al doe ik alles fout. In zijn ogen dan. Die zich misprijzend sluiten, wegdraaien dan wel naar achter zijn hoofd inrollen. Al dan niet gepaard gaand met ongeduldig gezucht, ge-‘mah-hahmmm’, gesputter of gepruttel.

Ik vind het veel te vroeg en het bevalt me niets maar het lijkt er sterk op dat nu ook mijn 10-en-een-half-jarige met een noodgang die eindeloos diepe en donkere tunnel van puberschap inschiet.

Gatverdarrie.

Behalve het feit dat hij nu met de andere twee samen in perfect harmonieuze pas-de-trois mij de wind van voren geeft, vind ik het schokkend om te zien hoe dit van huis uit Altijd Vrolijke Ventje van het ene op het andere moment verandert in een chagrijnige vaatlap.

We ploeteren zo door de dag en ik vind er geen bal meer aan. Daar ben ik eerlijk in. Voorheen was hij tenminste nog degene aan wie ik me kon opwarmen als ik van broer en zus een koude douche had gekregen maar nu is hij het ijzige toetje. En ik hou helemaal niet van ijs. En ook niet van toetjes.

Godzijdank is daar eindelijk het moment voor hem om naar bed te gaan. Onze bedritueeltjes waarbij hij mij als een ware RupsNooitGenoeg eindeloos terugriep, zijn ook allang voorbij maar gelukkig mag ik hem nog wel een goede nacht-kus komen brengen. Sterker nog, als ik dat niet doe, slaapt hij niet. Komt hij rustig twee uur later ineens naar beneden om te vragen waar ik nou blijf.

Het is nog niet voorgekomen dat hij boos is gaan slapen en gelukkig, ook vandaag verandert de vaatlap terug in mijn kleine vriend zodra hij in zijn bedje ligt.

“Lig je lekker vent?”

“Ja, dit is zo’n lekker bed, ik denk dat ik hier wel 10 jaar blijf liggen. Misschien wel mijn hele leven!”

“Oeh, nou, maar dan moeten we iets bedenken voor als ik een keer dit huis ga verkopen. Dat is niet nu hoor maar ik denk wel over een paar jaar.”

Een lieve lach verschijnt op zijn gezicht maar komt niet helemaal vol tot uiting in zijn ogen waar ook een flits van een zorgje en vraag doorheen trekt. Ik zie het wel maar registreer het niet echt.

“Ga jij dan verhuizen mama? Wanneer zie ik jou dan nog? Het kan pas als ik niet meer thuis woon en dat duurt nog heel erg lang.”

“Op zich een jaar of 8 maar ik denk dat ik misschien wel al iets eerder dit huisje verkoop. Omdat jij dan ook groot bent en de anderen uit huis omdat ze studeren. Ik blijf niet voor áltijd in dit dorpje wonen, dat wist jij wel, toch?”

Dapper knikt hij: “Maar 8 jaar ís bijna heel mijn leven..”. Zijn lachje nog altijd op zijn gezicht maar komt zelfs niet meer in de buurt van zijn kijkers. Want die hebben het te druk met andere dingen, zoals tranen terugvechten.

Ik heb altijd een vaag plan voor ogen gehad toen wij uit elkaar gingen en ik dit huis kocht met een gecalculeerde hypotheek van 8 jaar. Dan zouden de oudste twee studeren en was de kleinste groot. In ieder geval groot genoeg voor een eventueel drastische verandering en gevolgen.

Maar aan dit soort ideeën is hij nu nog niet toe. Dit mannetje is nog te klein. Dat wordt mij pijnlijk duidelijk als ik zijn verdriet recht mijn hart in voel gaan.

Ik probeer het te redden met een “Ik denk dat ik heel dichtbij een huis zoek en anders ben je gewoon vooral bij je papa en bijvoorbeeld altijd in het weekend bij mij..?”-achtige Schwalbe.

Echter, er is geen redden meer aan. Hij heeft het geprobeerd, het lukte hem heel even om alles tegen te houden maar nu, met een grote, wanhopige snik, stromen de tranen over zijn lieve wangetjes en de woorden uit zijn mond. Over hoe hij mij helemaal niet kan missen, niet weet hoe dat uit-huis-zijn moet en dus ook niet kan nadenken over niet meer in dit bedje liggen.

Hij heeft gelijk. Ach, wat heeft hij gelijk. Ik voel me een ongelooflijke oen, omdat ik door zijn puberale gezanik van vandaag vergeten ben dat dit mijn jongste is en niet een grote gast die al met zijn hoofd op kamers, in bier en andere geneugten zit.

Ik neem hem in mijn armen en troost hem en zeg hem zich geen zorgen te maken en dat we er echt samen wel komen.

Hij knikt en snikt en ik voel hem kalmeren. Dan met een laatste snufje komt hij tot zijn eigen, ijzersterke conclusie: “Ik dóe soms wel als een puber maar daar kan ik niets aan doen. Ik ben wel nog steeds heel gevoelig, mam.”

 

 

 

Sleutelfiguren

“Jongens, kom eens even gezellig bij mij op de bank zitten?”

Jongste komt nogal overdreven zuchtend tegen mij aangekropen, middelste hing er al en oudste laat met veel vertoon van gespeeld ongeduld haar huiswerk voor wat het is en ploft neer aan de andere kant van de bank met een ‘als-het-maar-niet-iets-zwaars-is-ofzo-nou-vertel-even-snel-dan-kan-ik-weer-verder-met-mijn-snapchat-oh-nee-ik-bedoel-natuurlijk-huíswerk‘- gezicht.

“Jullie weten wel dat toen papa en ik uit elkaar gingen, we daarna ieder onze eigen broek op moesten houden, toch? Dus allebei voor ons eigen leven moesten zorgen qua geld en alles, in plaats van dat we samen deden.”

3 paar ogen kijkt mij wat waakzaam aan: Ja, dat weten we, maar hoezo vertel je dat nu?

“En ik heb er toen voor gekozen om mijn leven zó in te delen, dat ik prima mijn werk kon doen maar dat ik er zeker voor jullie was op de dagen dat jullie hier bij mij waren. Ik wilde dat het hier fijn thuiskomen bleef voor jullie en dat ik er betrouwbaar was. Gewoon voor de balans in jullie leventjes, omdat de scheiding al rot genoeg was.”

Geknik en erkenning: Ja mam, dat klopt echt. Jij bent er eigenlijk altijd als wij er zijn en dat is heel fijn. Jongste vult aan dat hij inderdaad maar een paar keer voor een dichte deur heeft gestaan.

“En ondanks het feit dat ik niet volle bak aan het werk ben geweest, is het mij toch goed gelukt om alles te regelen en dat niemand iets te kort kwam. Ik ben daar echt hartstikke trots op, weet je dat?”

Instemmend geknik nu en bemoedigende glimlachjes.

“En nu lieve aapjes, voel ik dat het tijd is voor verandering. Jullie weten dat ik met mijn opleiding iets heb gevonden waar ik zó blij van word en wat mij zo veel kan brengen. Ik wil daar echt heel goed in worden en ook moet ik een paper gaan schrijven die de komende maanden veel van mijn tijd gaat vragen. En misschien dat ik dat zelfs op een heel andere plek ga doen dan vanuit thuis, omdat hier teveel afleiding is.

3 Paar op zich begrijpende oogjes maar ook met vraag: Ja, dus?

“Dat betekent dat ik zeg dat mijn tijd nu veel meer van míj wordt en veel minder voor jullie, omdat ik er letterlijk minder zal zijn. Jullie moeten veel meer zelf doen en regelen, je eigen programma’s echt zelf plannen en organiseren. Ons contact zal ook meer per app gaan dan eerst en ik ga jullie ook meer om hulp vragen.”

Met een diepe zucht komt mijn boodschap eruit en leun ik achterover. Dit was best even lastig, zelf ben ik ook comfortabel mee het hechte systeem dat wij met z’n viertjes vormen. Maar het moet. Want ik voel tot in mijn tenen dat dit is wat ik wil en dat het tijd is.

Dan staat mijn oudste op en komt op ooghoogte recht voor me zitten: “Mam, dat moet je doen! Ik snap dat je dat graag wil want ik merk hoe leuk jij je werk vindt. Wij redden ons prima.” Terwijl ik haar aankijk weet ik dat dit waar is.

Middelste slaat zijn arm om me heen en trekt me een beetje naar zich toe. De jongen van weinig woorden maar extra van het gevoel.

Ook jongste is het met alles helemaal eens en als zij weer huns weegs zijn gegaan, mijmer ik tevreden wat voor me uit. Dit voelt echt goed. Volwassen, wijs en een nieuwe fase.

Dan komt het kleinste aapje nog even terug: “Mam! Mag ik dan alsjeblieft wel óók een sleutel?”

🔑

Het belangrijkste verhaal

EB55F367-4CDB-4130-B988-F6417D51C235.jpeg

“Hee mijn grote vriend, wat heerlijk om je weer te zien! Was het een fijne vakantie met pap?”

‘Ja, het was superleuk!!’

Wat volgt is een relaas van 45 minuten over wat, hoe, waar en wie tijdens zijn ruim drie weken bij z’n vader.

Ik geniet van z’n stem, oogjes, levendigheid, verhalen, enthousiasme.

Eindelijk is hij uitverteld.

“Weet je, mannetje? Ik merkte pas hoe lang die 3 weken waren dat ik je niet heb gezien, toen het vandaag was. Want ineens ging vandaag maar niet voorbij, terwijl ik niet kon wachten.”

Stralende oogjes schieten wijd open

‘Mám! Ik had pre-cies hetzelfde!!’

Dan vliegt hij me om mijn middel en vertelt zijn knuffel mij het allerbelangrijkste verhaal.

Verzuipen of zwemmen?

11AC04B0-79A9-4283-88EB-8BC8E45B2E1B

5 jaar geleden was het over en stond ik er gevoelsmatig ineens alleen voor. Met kinderen, huis, het leven + alles wat hierbij komt kijken.

Even was daar totale paniek en kon ik kiezen: verzuipen of zwemmen? Angstig en vol oordeel over mezelf lag ik in dat koude water, bang om aan een ongewisse tocht te beginnen. En toch, er zat maar één ding op…

Komende vanuit een achtergrond waar ik altijd in een boot zat en überhaupt niet hoefde te zwemmen als ik daar geen zin in had, was dit een mentale game changer.

Mijn: “ja maar, ik weet niet zeker of ik wel goed genoeg kan zwemmen” of “help, de overkant is te ver, ik zíe m niet eens!” veranderden al plonzend en naar adem happend in “Rustig aan, slag voor slag, reguleer je ademhaling” en “Als je goed kijkt kom je op weg naar de overkant allerlei drijfhout, eilandjes en boeien tegen waar je op uit kunt blazen.”

5 Jaar later, soms schoolslag dan crawl en dan weer even genietend uitdrijven op mijn rug, zwem ik vrij steady naar die overkant.

Zie ik ‘m al?
Nee.

Is dat erg?
Nee!

Als ik maar blijf ademhalen en op die cadans blijf gaan. Dat brengt mij waar ik gaan wil. Met een sterker lijf, krachtiger hoofd en gelukkiger hart. Want in plaats van vol oordeel ben ik nu trots op mezelf.

De les? Als je verliest, heb je vervolgens van alles te winnen.

Het dankbare mantra

56EBA44D-D1EE-4C73-A5AD-A47536467A8C

Na een week met hun paps naar de sneeuw zijn mijn schaapjes weer terug in mijn weitje. En hoewel het uit-elkaar-zijn met de jaren voor steeds minder vervelende momenten zorgt, blijft dat weg-zijn-met-de-andere-ouder een knagend iets. Je doet gewoon je ding: bent lekker aan het werk, hebt veel leuke afspraken buiten de deur want dat kan nu en dan af en toe ineens “pang”, die realisatie, altijd onverwacht:

In de AH als je hand automatisch naar de limonade uitstrekt: “Oh nee, dat hoeft nu niet..”, als je wakker wordt en ziet dat geschaatst kan worden wat zo leuk is met die aapjes: “Oh nee, ze zijn er helemaal niet…”, of als je ineens zo’n heerlijke gezins-selfie-in-de-sneeuw-waar-jij-niet-meer-op-staat ontvangt.

Het is een periode van absolute zelfregulatie. En die gaat over:
– het hen niet lastig vallen met jouw gevoel van gemis. Gewoon 100% niet! Zij hebben het zalig en genieten en hebben helemaal geen tijd om jou te missen. Dat verandert zodra jij ze confronteert met jouw gemis. Dan is er, hoe goed bedoeld ook, altijd een gevoel van schuld en spagaat aan hun kant.
– het jezelf weghouden van een gevoel van zelfmedelijden. Je bent niet zielig totdat jíj vindt dat je dat wel bent. En pas dan voelt het ook zo.

Dat lijkt makkelijker gezegd dan gedaan maar weet je wat echt helpt?

Gewoon dankbaar zijn. En dat hardop zeggen, als een mantra. Want zo werken onze hersenen; wat je denkt en zegt, word je…

Dus:
Ik ben Dankbaar dat zij zo’n heerlijke week hebben.
Ik ben Dankbaar dat hun vader hen die kan bezorgen.
Ik ben Dankbaar dat ze het goed hebben.
Ik ben Dankbaar voor al mijn ‘vrije’ tijd waarin ik allemaal leuke dingen voor mij kan doen.

En nu ben ik Dankbaar dat ik ze weer alledrie om heen heb. Want potdorie, wat heb ik ze gemist!

Aan de LAT

IMG_0119Sinds een kleine twee jaar ben ik gelukkig met mijn nieuwe liefde. We wonen niet ver van elkaar maar ook niet om de hoek. Vaak krijgen wij de vraag: “Gaan jullie al samenwonen?”

Het antwoord is simpel: “Nee.”

Half elftal

Onze samengestelde set bestaat uit 8 mensen: wij tweetjes met ieder 3 = 6 kinderen. Vijf hardcore pubers en één buitelaar. Een half elftal grote lijven met goeie koppen dat over elkaar heen kakelt, stompt en giechelt.

Superleuk, superdankbaar en natuurlijk heus ook om af en toe knettergek van te worden. Want het is nogal veel! Veel mens, veel kind, veel energie. Meestal krijg je dat ervan, heel soms kost het je. Het mooiste van alles is dat deze 6 lijven het, als ze bij elkaar zijn, ontzettend leuk en goed hebben met elkaar.

De grote uitdaging is wat ons betreft hoe we dit leuk hoúden; voor onszelf, voor hen en met z’n allen? Wij beiden zijn overtuigd van het feit dat het goed gaan met z’n 8-en, een sine qua non is voor het goed gaan met z’n tweeën.

En daarom gaan wij niet samenwonen.

Het werkwoord LAT-ten

Laatst besefte ik dat wij dus ‘LAT-ten’. Een grappige realisatie want ik had er eerder geen seconde bij stilgestaan dat ík nu aan ‘Living Apart Together’ doe. Het nam me mee terug naar de tijd waarbij voor mij als jong meisje afkortingen als LAT(relatie) en BOM(moeder) klonken als ver van mijn bed. Progressief-exotisch. Ik kende die termen absoluut niet van dichtbij maar uit de Jan, Jans en de kinderen …

Enfin.

Ik LAT, hij LAT, wij LAT-ten dus. En waarom werkt dat voor ons? Kijkend naar onze situatie, kom ik op 5 redenen:

1. Vechten hoeft alleen met bloedverwanten

Omdat alle kinderen hun eigen, veilige plek houden. Ons samenzijn tast hun gevoel van veiligheid binnen het eigen gezin niet aan. Geen andere regels ineens, geen onnodige gevoelens van onrust of moeten vechten voor je ruimte en aandacht. Dat hoeft nog steeds alleen met directe bloedverwanten.

2. Zelfbeschikking

De relatie tussen onze kinderen is goed en blijft naar ons idee op deze manier beter houdbaar. Enig gevoel van autonomie en zelfbeschikking, het idee dat zij hun eigen leven kunnen blijven leiden zoals dat min of meer was, vinden wij belangrijk. Ze hebben al genoeg niet-leuks meegemaakt en niets daarvan was zelfverkozen.

3. Hoge golven? Gladde zee graag!

De constructies waar je als co-ouder mee te maken hebt, kunnen enorm ingewikkeld zijn. Waarom zouden wij van twee gezinnen een nieuw gezin proberen te boetseren, dat vervolgens de helft van de tijd wel en de andere helft niet samen is? Een permanente golfbeweging die gaat van: met een heleboel naar met een paar tot even met z’n tweetjes en weer opnieuw. Golfbewegingen zijn leuk als afwisseling maar een gladde spiegel is noodzakelijk om weer op adem te kunnen komen.

4. Kinderen en Co

Laat ik niet licht over een praktisch aspect heenstappen: wij zijn dus beide onderdeel van een co-ouderschap. Daar zitten bepaalde voorwaarden aan verbonden. Eén daarvan gaat over afstand tussen ouders. In kilometers. Als wij zouden wíllen samenwonen binnen die context, moeten we precies in het midden gaan wonen. Ofwel: 6 kinderen die de helft van hun tijd ineens weg zijn uit vertrouwde omgeving. Best leuk avontuurlijk hoor, voor een kind, even ‘losgezongen zijn’ van alles, maar dan toch alleen als het een (eindige) vakantie betreft.

5. Mijn huis is ook míjn haven

Last but not least: zelf houden wij ook van ons helemaal-van-mijzelf stekkie. Onze eigen plek, die we tot haven van ons bestaan maakten in een moeilijke periode. Voor ons beide is het belangrijk dat die cocon er is. Om in terug te kunnen trekken en als gebalanceerde basis van ons zelfstandige leven met eigen manier van zijn, samen met de eigen bloedjes.

Aan de LAT

Heel soms hoor ik dat immer-kritische stemmetje in mijn hoofd dat vraagt: “Maar ben je dan niet 100% gecommitteerd aan je nieuwe relatie? Kies je niet gewoon de makkelijkste weg?”

Daar kauw ik, plichtsgetrouw als ik ben, dan even heel serieus op en kom telkens tot dezelfde slotsom: ik ben super-gecommitteerd, want er is niets lichtzinnigs aan een nieuwe, serieuze relatie waarin kinderen betrokken zijn en iedereen zich hecht aan elkaar. Óók in een LAT-relatie sta je precies daar: aan de LAT!

En wie zegt dat in ons geval de makkelijkste weg niet ook de beste en gelukkigste is?

 

 

 

Over monsters en hun plexus

monster-plexus-karate-spruitjes-spiegels-kinderen

“Mama?”

Hij ligt in zijn bed, moe van een dagje samen op pad. Na twee weken vakantie met zijn vader, nu een tussendoor dagje-met-nacht bij zijn moesje. Grote broer en zus zijn op zeilkamp dus eindelijk kan hij genieten van zijn welverdiende exclusivi-tijd.

‘Ja, lieve Diek?’

“Ik moet je even vertellen dat het wel goed gaat maar dat ik net bang was toen ik naar boven liep. Want ik dacht dat er enge monsters waren in mijn kamer. Dan durf ik bijna niet mijn kamer in want ik kan het ook niet zien als het zo donker is.”

‘Oh dat is heel naar, mannetje. En als je het ganglicht aandoet voordat je naar boven gaat? Dat kan, beneden aan de trap zit ook een knop voor boven.’

“Ja, dat weet ik maar dat maakt eigenlijk niet uit. Ik heb dat altijd, ook bij papa. Als ik lang bij jou ben geweest en weer bij hem thuiskom. Of nu, omdat ik lang bij papa ben geweest en vandaag weer bij jou.”

Terwijl hij me vertelt dat hij iedere keer zijn gevoel van veiligheid moet bevechten, vlamt op borsthoogte de pijnscheut op die ik lang niet meer heb gevoeld en loop ik schrompelig leeg als een lekke ballon. Zóveel dat ik niet weet. Dat lieve baasje, wat moet hij toch dapper zijn.

‘Wat goed van jou dat je me dit kunt vertellen, liefje. Ik zal er voortaan rekening mee houden en met jou mee naar boven lopen. Dan speuren we samen jouw kamer af.  En áls we dan een monster vinden, verslaan we die samen. Weet jij hoe we dat gaan doen?’

“Nee, weet jij dat, mama?”

‘Jij mag het verzinnen!’

“Oké, dan weet ik het. We roepen “BOEOE” en als het monster schrikt, sla ik hem keihard op zijn kern, de plexus heet dat. Of zoiets. Dat heb ik bij karate geleerd.”

Terwijl ik inwendig brul om zijn eigenwijze ‘plexus’, doet hij het even voor. Geen verdrietige oogjes maar een bloedfanatieke killersblik. En met de nog naschrijnende vlam in mijn eigen kern, zie ik dat de monsters geen enkele kans maken.

Een bitterzoete geruststelling; met dat vechten en die veerkracht zit het wel goed. Ook op dit vlak geldt het stap-voor-stap. Voor hem, voor mij, voor ons allemaal.

‘Ik vind dat een heel goed en dapper plan van jou. En ik verheug me er stiekem zelfs op!’

“Haha, gekke mama.  … Nou, ík ook!”