Schiet.Nou.Eens.Op!

image

“Schiet nou eens òò-hòòppp!!”

Voor de 4e keer mept hij zijn in elkaar gedraaide (d)rol van voetbalsokken door de kamer met een pvc buis die eerst onderdeel van de zelfgemaakte kruisboog was maar nu zonder touw gewoon weer een simpele buis. En voor de 4e keer roep ik dat hij op moet schieten, telkens met een van ergernis harder wordende stem.

Hóe vaak moet ik hem iets zeggen? En wanneer is hij nou eens oud genoeg om zélf te bedenken dat hij zich een kwartier vóórdat hij weg moet naar die training moet omkleden. Wanneer snapt hij nou eens dat hij de boel serieus moet gaan nemen als mijn stem harder wordt en ik de eerste keer ook al niet heel soepeltjes klonk?!

Allerlei dingen komen tegelijkertijd op me af, terwijl het gewone (lees: de kinderagenda) doorgaat. En het is woensdagmiddag dus het gewone is per definitie al druk. In een verwoede poging de boel de baas te worden, begin ik het onverwachte lukraak op te lossen, in de hoop dat de rust dan wederkeert.

Werkt van geen meter natuurlijk: de stress bouwt zich op en straalt af op alles. Dus ik sis voor de 5e keer verbeten tussen op elkaar geklemde tanden: Schiet.Nou.Eens.OP!!, alsof het allemaal zijn schuld is.

Inmiddels zit hij op de grond en sleurt de ellenlange sokken over zijn scheenbeschermers. In alle rust en op geen enkele manier onder de indruk of aangedaan.

“Mama, jij zei een keer dat het niet uitmaakt en dat elk moment goed is om te bedenken dat je álle tijd van de wereld hebt…”.

Whut? Vanuit mijn woeste waas dringen zijn woorden maar voor een deel tot me door.

“Wíe heeft dat tegen jou gezegd?!?”

“‘Jij, mama! Jij zegt dat altijd. En ik doe dat dus nu.” Vrolijk wetende oogjes kijken mij aan.

Ineens weet ik waar hij op doelt, twee lesjes die hij losjes samenvat: “Elk moment is een goed moment om opnieuw te beginnen” en “Als je jezelf vertelt ‘Ik heb alle tijd van de wereld’, blijf je rustig en raak je niet opgefokt door de klok.”

Ach. Luistert hij écht naar die dingen die ik wel eens tegen ze roep; van die inzichten die ik als ouwe sok soms heb en die vooral voor mezelf bedoeld zijn maar die ik toch met íemand moet delen?!

Soms zijn de liefste cadeautjes het beste verstopt.

 

Wij hebben inderdaad geen haast.

 

 

 

 

Over monsters en hun plexus

monster-plexus-karate-spruitjes-spiegels-kinderen

“Mama?”

Hij ligt in zijn bed, moe van een dagje samen op pad. Na twee weken vakantie met zijn vader, nu een tussendoor dagje-met-nacht bij zijn moesje. Grote broer en zus zijn op zeilkamp dus eindelijk kan hij genieten van zijn welverdiende exclusivi-tijd.

‘Ja, lieve Diek?’

“Ik moet je even vertellen dat het wel goed gaat maar dat ik net bang was toen ik naar boven liep. Want ik dacht dat er enge monsters waren in mijn kamer. Dan durf ik bijna niet mijn kamer in want ik kan het ook niet zien als het zo donker is.”

‘Oh dat is heel naar, mannetje. En als je het ganglicht aandoet voordat je naar boven gaat? Dat kan, beneden aan de trap zit ook een knop voor boven.’

“Ja, dat weet ik maar dat maakt eigenlijk niet uit. Ik heb dat altijd, ook bij papa. Als ik lang bij jou ben geweest en weer bij hem thuiskom. Of nu, omdat ik lang bij papa ben geweest en vandaag weer bij jou.”

Terwijl hij me vertelt dat hij iedere keer zijn gevoel van veiligheid moet bevechten, vlamt op borsthoogte de pijnscheut op die ik lang niet meer heb gevoeld en loop ik schrompelig leeg als een lekke ballon. Zóveel dat ik niet weet. Dat lieve baasje, wat moet hij toch dapper zijn.

‘Wat goed van jou dat je me dit kunt vertellen, liefje. Ik zal er voortaan rekening mee houden en met jou mee naar boven lopen. Dan speuren we samen jouw kamer af.  En áls we dan een monster vinden, verslaan we die samen. Weet jij hoe we dat gaan doen?’

“Nee, weet jij dat, mama?”

‘Jij mag het verzinnen!’

“Oké, dan weet ik het. We roepen “BOEOE” en als het monster schrikt, sla ik hem keihard op zijn kern, de plexus heet dat. Of zoiets. Dat heb ik bij karate geleerd.”

Terwijl ik inwendig brul om zijn eigenwijze ‘plexus’, doet hij het even voor. Geen verdrietige oogjes maar een bloedfanatieke killersblik. En met de nog naschrijnende vlam in mijn eigen kern, zie ik dat de monsters geen enkele kans maken.

Een bitterzoete geruststelling; met dat vechten en die veerkracht zit het wel goed. Ook op dit vlak geldt het stap-voor-stap. Voor hem, voor mij, voor ons allemaal.

‘Ik vind dat een heel goed en dapper plan van jou. En ik verheug me er stiekem zelfs op!’

“Haha, gekke mama.  … Nou, ík ook!”

Toen álles nog liefde was …

 

don't walk, dance - spruitjes met spiegel

Drie jaar geleden zat ik achter het stuur met drie jongens tussen de 5-9 jaar op de achterbank. De autorit duurde twee uur. Normaal gesproken geen sinecure, dit keer vooral groots genieten. Ik herinner me een verhalenfeest en een paar opmerkingen van mijn jongste zoon die mijn moederhart deden smelten. Tegelijkertijd realiseer ik me dat hij-van-toen-5 nu ook al 8 is. En dat ik het dus waarschijnlijk binnenkort, als niet nú al, moet doen met deze zoete herinnering…

Halverwege de rit zijn we als ik mijn middelste zijn neefje hoor vertellen wie de player van zijn klas is. Op mijn vraag wat een ‘player’ in hun wereld is, legt hij mij uit dat dit de gast is die met álle meisjes in de klas verkering heeft gehad.

Niet gek, lijkt me, voor een 8-jarige.

Als ik vraag wat jongens en meisjes van die leeftijd dan precies dóen bij verkering, somt hij op dat je dan meestal samen speelt of misschien een keer naar de bios gaat of gewoon, niets doet. Dan voegt hij eraan toe dat hij het wel uitermate vreemd vindt dat desbetreffende player in de pauze zijn oogappel(s) van dat moment over het schoolplein sleurt of op de grond smijt, “of zoiets”.

Tsja.

De jongste zoemt op dit alles instemmend mee en ik wend me tot hem: “Weet jij wat verkering hebben betekent?”

“Ja, dat je verliefd bent.”

“En mannetje, ben jij verliefd op iemand uit je klas?”

“Nee. Dát zijn gewoon mijn vriendinnen. Ik ben maar op één iemand verlíefd en dat is mijn moeder!”

Kijk, dat zijn de betere teksten.

“En eigenlijk is het meer dan verliefd. Het is … het is álles!!”

Terwijl ik in katzwijm de auto op de weg houd, zie ik in de achteruitkijkspiegel dat de andere twee elkaar aankijken met opgetrokken wenkbrauwen en een blik van ‘ja-die-kennen-wij-en-dat-gaat-snel-genoeg-weer-over’.

Heren: het kan me geen bal schelen wat jullie weten, ík tel al mijn zegeningen op elk moment!

Het voordeel van de kleinste

image

Buiten spelen vier kinderen, drie pubers en één van 7-bijna-8. Geestdriftig gejoel gaat over in gekibbel. Ik hou mijn adem in. Meestal wordt het nu geschreeuw gevolgd door hard gehuil. Dit keer niet, het blijft stil.

Ik blaas mijn adem uit en ga verder met mijn werk. Dan toch; hard gehuil. Ik hoor direct dat dit het echte werk is. Niet dat zeurende frustratie-gejank waar hij vaak op teruggrijpt als hij het niet kan bolwerken te midden van de grotere kinderen maar het diepere geluid, dat van als er pijn in het spel is.

Dikke tranen, handje op zijn hoofd. Verontschuldigende blik van de middelste erachter. Per ongeluk kukelden ze in het heetst van de voetbalstrijd om, de grote bovenop de kleine die daarbij hard zijn hoofd stootte. Deze tranen zijn oprecht gevoeld en oprecht geuit.

Met een geruststellende knipoog naar mijn puber zak ik op mijn knieën en laat de getroffene zijn verhaal doen, dat er hard snikkend uitkomt. Ik loop met hem naar de stoel waarop ik altijd opgekruld mijn leeswerk doe en trek hem bij me op schoot. Als een hondje gaat hij languit op me liggen, zich nestelend in de veilige kom van mijn armen.

“Is het af en toe zo lastig bijbenen voor je, vent, met die grote kinderen. Omdat je zo vaak de kleinste bent?”

“Jaaa” hoge-huilsnikt hij. Blij dat eíndelijk iemand het snapt en hij dit toe kan geven.

“Wist je dat je niet steeds hoeft te doen alsof je veel groter bent dan je in het echt bent maar dat zij ook rekening met je kunnen houden als jij aangeeft dat je ergens te klein voor bent?”

“Maar ik wil niet de klei-heinste zijn…! Want als ik zeg dat ik te klein ben dan mag ik gewoon niet meedoen!”

Ik weet dat het waar is, als hij zich niet aanpast wordt-ie meestal zonder pardon gedist. Het is een harde wereld, tussen de groteren. Net het echte leven. Dan werkt maar één ding: slimmer zijn. Of zoals een grootdenker ons al uitlegde, het voordeel in het nadeel vinden.

“Oké vent, dat moet je niet willen, dat snap ik. Ik heb een idee. Zullen we afspreken dat als jij het even te zwaar hebt, je bij mij komt en dat we dan precies zoals nu gaan zitten? Want toevallig ben jíj de enige die klein genoeg is om nog zo op mijn schoot te passen.”

Hij zegt niets. Ik hoor nog een snikje. Dan pakt hij mijn arm en plant er een paar warm-natte kusjes op. Zucht eens diep, mompelt iets over klein, groot en mama, blijft nog eventjes liggen en heeft dan weer voldoende moed verzameld om het harde straatleven te aanvaarden.

Dag mijn kleine baas met je leeuwenhart, pak ze maar!

 

 

Why kids gewoon (should) rule

Kids Rule!

“Hee grote vriend, kan dit wel vind je, deze best korte broek, of heb ik daar te dikkige benen voor?”

Joh. vraag je dat nou echt aan je kínd?

Ja-ja, ik weet het. Idiote vraag aan je zoontje van 6-bijna-7. Maar goed, ik vraag het me nu eenmaal af want mijn short waar ik me zojuist heb ingewurmd zit ineens Heel. Erg. Strak. terwijl dat nooit zo is geweest. Het zit me niet lekker, letterlijk en figuurlijk niet en ik heb het eruit geflapt voordat ik er erg in heb. Daarbij is hij kind dus eerlijk, hij heeft tenminste geen enkele motivatie om het niet te zijn (hij weet trouwens ook dat hij gróte straf krijgt als hij jokt). Dus.

Hij neemt me serieus en bekijkt me eventjes van top tot teen.

“Mama. Ik vind het mooi.”

‘Oh dank je, lieverd. ‘

We lopen verder. Hij begint te draven en rent dan voor me uit. Ineens stopt-ie.

“Maar weet je, mam. Ik lét daar ook niet op. Je kunt het er beter helemaal niet over hebben. Jij komt eraan. En dat is gewoon goed en mooi. Maar als jij dan zelf over je benen begint dán gaat iemand ernaar kijken. Je moet het gewoon láten. Het is gewoon góed.”

Zijn woorden omarmen me.

‘Wat een top-opmerking, vent! Ik vind het ongelooflijk zoals jij het snapt en mij dat uitlegt…’

Met een grijns en nonchalant gebaar haalt hij een schouder op, draait zich om op zijn hielen en begint weer te draven.

“Okay mam. Maarre, ik gaf je maar gewoon een tip hoor.”

….