“Ja, want sinds die zelfscanners er zijn en zeker nu alles zoveel duurder is, wordt er veel gestolen. Dus daarom controleren we zo vaak.”
Een aardige dame legt mij uit waarom zij alles wat ik net ín mijn tas heb gedaan er weer uit moet halen om te checken.
Ik ging bij de zelfscanner omdat ik haast heb. Want eindelijk heb ik het een beetje onder de knie, dat zelfscannen. Waar het me eerst eindeloos veel tijd kostte om alles te vinden: de barcode op het product (staat bij ieder product ergens anders en zelfs als ik het recht aankijk kan ik het af en toe niet zien), de producten-zonder-barcode-die-niet-gewogen-hoeven-te-worden en waar ik ze op het scherm kan vinden, welke producten wél gewogen moeten worden en dat doen vóórdat ik bij de zelfscanner ben ipv tijdens, etcetera., lukt me dat nu redelijk soepel en zonder me opgejut te voelen door zuchtende mensen achter mij die bijkans bezwijken onder hun onbegrip voor mijn onvermogen.
In verschillende dingen ben ik een zogeheten early-adopter, maar daartoe behoort niet het zelfscannen van mijn boodschapjes. Doe mij maar de kassa met een -meestal- vriendelijk mens die voor mij scant. Liefst op zo’n hypnotiserend soepele manier van snelheid en ritmiek. Heerlijk.
Maar nu stond daar een grotere rij en ik had dus haast.
Enfin. Ik voel me geïrriteerd alhoewel ik dit probeer tegen te houden. Helaas draag ik het waarschijnlijk alsnog duidelijk uit, zo goed ken ik mezelf wel. De aardige dame echter, trekt het zich totaal niet aan, laat zich door mij ook niet opjutten maar gaat in alle kalmte door, wat mij weer ter plekke kalmeert. Afstemmen heet dat.
En dan, geraakt door haar kalmte (want wat een rotklus moet dit zijn, dat checken of iemand wel eerlijk was, vanuit de premisse dat diegene dat dus wellicht niet is …) rolt de eerlijkheid uit mijn mond:
“Weet u waarom ik eigenlijk geïrriteerd ben? Niet per se omdat ik haast zou hebben. Maar omdat ik als de dood ben dat ik per ongeluk iets vergat te scannen en u mij daar nu op betrapt …”
De aardige dame stopt met mijn spullen uit mijn tas halen en kijkt me aan. Ze ziet de diepe zorg in mijn ogen (ineens weet ik 100% zeker dat ik de rode peper waarschijnlijk ben vergeten goed aan te tikken. En anders wel de limoen), glimlacht en zegt:
“Maakt u zich maar geen zorgen. Ik ga er altijd eerst vanuit dat het geen kwade wil is geweest.”
Dan pakt ze onderuit mijn tasje de rode peper en zegt met knipoog: “En hij staat er op hoor, keurig gedaan.”
Ik húppel naar huis. Tis maar waar je blij van kan worden…
Na deze maandag is ze er niet meer. Ze belt me en vertelt dit en het komt aan als een bom. Of ze me af en toe even mag komen laten voelen dat ze in de buurt is, vraagt ze. Met een vlaagje, een vleugje of, als ze in een gekke bui is, door mn televisie ineens aan te laten springen. Ja natuurlijk, zeg ik, dolgraag zelfs.
Met veel geluid en beweging kwam ze mijn leven binnengedenderd, deze doldrieste, innemende dijk van een vrouw. Als nieuwe vriendin van de vader van mijn kinderen kwam ze even kennis maken. Met haar donkere stem en warme ogen, waar altijd de nieuwsgierige vraag en open blik in valt te lezen, nam ze me voor haar in en toen ze na een uur opstond van aan mijn keukentafel waren ook wij als een blok voor elkaar gevallen. Na 1,5 jaar gingen zij weer ieder hun eigen weg, maar bleven we gelukkig allen in elkaars hart.
Ze inspireert mij, zo indringend en zo veel meer dan zij weet of zich van bewust is.
Zij met haar armen zo ruimhartig en gulzig wijd open naar het leven, omdat ze niet lang meer te leven zou hebben. Dat wist ze al jaren en hoewel per jaar de hoop groter werd dat het langer zou duren, werd het leven tegelijkertijd zichtbaar snel korter. Dat geldt natuurlijk voor ons allemaal, maar voor en bij haar was het een stuk duidelijker, onoverkomelijker en daarmee hartverscheurend veel urgenter.
Als alles wat je bezit aan goede eigenschappen uitvergroot wordt in de urgentie die je aan je leven toevoegt, dan word je vanzelf ‘larger than life”.
Nog één weekend heeft ze, met haar liefsten om zich heen. Samen duttend op de bank met z’n allen bij elkaar en langs de lijn van de voetbalwedstrijd van haar kind, dat haar permissie heeft gegeven voor deze ene keer de longen uit haar niets van het spel begrijpende lijf te schreeuwen. Maar horen zal hij haar, en zij allemaal, en hopelijk speelt-ie, voortgeblazen op het galmen van haar stem, de wedstrijd van zijn leven.
Al luisterend wordt me niet alleen duidelijk dat dit ons allerlaatste gesprek is maar ook hoe zij, na jaren vol haast nu op de exit-drempel van dit leven, doordrongen is van de waarheid dat uiteindelijk alleen het kleine échte grootsheid in zich herbergt.
Ik kan er nog niet goed bij, niet met mijn hoofd en niet met mijn hart, dus probeer al schrijvend de knopen die ik voel te ontwarren. Haar beeld en energie in woorden te schetsen. Omdat haar kaarsje straks zachtjes uitwaait en ze dan een on-karakteristieke, en daarmee oorverdovende, stilte zal achterlaten.
Nog één weekend heeft zij en ik ga haar voorbeeld volgen door ze vast te houden, de mijnen, en nog veel meer dan dat ik nu doe, van al die momenten groter en klein, minder en meer, met écht volle teugen proberen te genieten.
Van harte gefeliciteerd, Queen Max: 50 Jaar! Wat een mijlpaal en een mooi moment vond ik, voor een nadere blik. Op uw gezicht wel te verstaan. Dit schrijf ik u in een briefje (excuus daarbij voor mijn losse taal, ik schreef in een opwelling; uit de losse pols en gewoon aan u, als mens en niet in uw hoedanigheid als Koningin), waarbij ik al schrijvend dacht: u doet uw naam helemaal eer aan.
Want wist u dat ook ú een Persoonlijk Non-verbaal Repertoire heeft? Ofwel een consistente set van hoog repeterende microbewegingen in uw gezicht. Een set die er continu is, ongeacht situatie of context en die iets vertelt over uw persoonlijkheid, behoefte in interactie en gedrag onder spanning?
De bewegingen die ik in uw gezicht steeds zie, geven beeld aan een krachtig aanwezige set en persoon: Máxima.
Veel hoog opgetrokken wenkbrauwen waarbij uw oogleden mee omhoog gaan en u trekt ook uw wenkbrauwen vaak ‘halfhoog’, zoals wij dat noemen. Om deze microbeweging beeld te geven noem ik ‘m ook wel ‘de Justin Bieber-blik’ , maar bij nader inzien noem ik het liever ‘de Máxima-look’, het is een beweging en manier van kijken die u zeer tekent. U knijpt uw onderste oogleden regelmatig licht aan en bent lid van de ‘smiler-familie’, ofwel; uw mondhoeken en wangen gaan vaak omhoog, in lichte of grotere lach. U doet dit ook op momenten dat er niet veel te lachen valt. Dit wijst erop dat u iemand bent die graag het contact vasthoudt, ook als de situatie spannend is of wordt.
U knippert veel, en sluit vaak voor langere tijd de ogen – veelal gepaard gaand met die typische Maxima-look- en tilt uw hoofd daarbij zijwaarts omhoog. Kan het zijn dat dit gaat over verwerking van wat u op dat moment ziet, hoort, voelt? Nog zo’n regulatoire beweging (dwz. beweging die de intensiteit van het contact neutraliseert) laat u zien bij voor u gevoelige momenten die echt binnenkomen, een mooi voorbeeld was toen Carel Kraayenhof “Adiós Nonino” speelde tijdens uw huwelijksvoltrekking. Dan trekt u uw kin wat in terwijl u ‘m tegelijkertijd wat meer in de lucht steekt, als om enige afstand te creëren. Ván of voor uw gevoel? Dat is een mooie vraag, misschien wel beide. Sowieso knikt u het hoofd vaak schuin naar de zijkant, dit is geen micro-beweging overigens, maar een beweging die vaak samengaat met die smile. In deze beweging zit iets van een vraag voor mij, ik duid het als de behoefte en vraag om te ontvangen en ontvangen te worden voor wie u bent. Ik weet dat natuurlijk niet zeker, maar wellicht herkent u het.
U bent graag in beweging, houdt van snelheid en doelgerichte acties en kunt daarbij ook soms een beetje ongeduldig zijn. Klopt dat? U overziet situaties op hoofdlijnen snel en scherp en zou het liefst met ferme tred doorpakken zodra dat in uw ogen kan, maar u heeft in de jaren geleerd dat het soms beter is om even te wachten. U laat zich met weinig moeite zien en horen, heeft een krachtige mening en houdt van (positieve) respons, vindt frontale kritiek wat minder prettig en kan daar in reactie scherp op terugkomen, tegelijkertijd kunt u een beetje wrijving -uiteindelijk- ook wel waarderen en u zal zoals ik u lees, niet lang in iets blijven hangen. Als het resultaat maar goed is, dat is het belangrijkste, het pragmatisme mag er zijn. U voelt en houdt graag het contact met de ander, en ik denk dat u moeite hebt met mensen die voor uw gevoel uit dat contact gaan: zoals mensen die gereserveerd op u reageren, of die van zichzelf een wat kille, misschien afgehaakte uitstraling hebben. Gezien uw positie zult u nauwelijks meer last hebben van mensen die u zo benaderen, maar u herkent wellicht van vroeger uw neiging om mensen die dit laten zien, er tóch bij te willen trekken, een lach te ontlokken, iets waarmee u in ieder geval het gevoel heeft dat ze u zien en oké vinden. Dat een bepaald type mens zich wat overweldigd kan voelen door alles wat u meeneemt, en zich daardoor wat terugtrekt, is logisch. Maar dat u met zoveel binnenkomt; dat is geen spel, geen truc, geen vooropgezet plan. Het is gewoon wie u bent en hoe u hopelijk ook altijd blijft, maar daar maak ik me geen zorgen over.
Uw expressies zijn, naar gelang uw gemoedstoestand, groot of kleiner, maar hoe het ook zij; ze zijn er. Permanent. U heeft dat typische ‘open-boek’ gezicht, wat anderen prettig vinden. U zet uw gevoelens, of in ieder geval de lading van een situatie, vaak kracht bij met uw gezicht. Hiermee versterkt u nog eens die indruk van meeleven en betrokkenheid, en ik stel me voor dat u een gevoelsmens bent die uw emoties zowel groots voelt als uit: de blije én de minder blije. De powerhouse die u inmiddels bent, wordt hiermee van binnenuit gevoed. U kunt daarbij ook flink stomen, als ik mij niet vergis. Uw man zal dat zeker wel weten, ik kan me zo voorstellen dat hij het idee had oog in oog te staan met een potentiële orkaan, bij die eerste ontmoeting. Een trek die hij ongetwijfeld juist ook zo leuk vindt aan u.
De mensen om u heen weten allang: als u boos bent, dan is het goed u maar eventjes daarmee te laten. Gewoon een stapje achteruit. Dat is beter, voor u omdat u dan even de ruimte hebt om af te reageren en voor de ander om daarin overeind te blijven. En ze weten dat u er niet te lang in blijft hangen: even blazen en weer verder. Wat u misschien zelf af en toe ingewikkeld kunt vinden in de interactie met uw man, is dat hij ogenschijnlijk stil kan vallen, en dan even weinig respons geeft. Dat triggert die behoefte van u aan juist wél respons. En als u daar dan dringend om vraagt, valt hij misschien nog ietsje meer weg. Maar goed, inmiddels kent u elkaar goed genoeg om te weten dat het in dat geval het beste werkt om even naar achteren en op uw handen te gaan zitten en te wachten, even niets doen, en dat de respons dan komt omdat er als vanzelf ruimte ontstaat. Mooie ontdekking is dat, vindt u ook niet? Omdat het zo logisch is.
Wat ik persoonlijk erg leuk vind aan uw non-verbaal, is dat uw gezicht permanent in beweging is; u staat echt aan en bent daarmee enorm present. Een groot charismatisch talent dat u meer dan koninklijk weet in te zetten. Dit talent krijgt een extra boost door uw humor en de warmte die u van nature radieert en die betrokkenheid genereert, zowel in wat u uitstraalt als wat de ander daardoor ook bij u voelt. En dan heb ik het nog niet eens gehad over uw stem …: diep, suave, met een rokerig randje en dat fijne Latina-accent. Een fluwelen instrument waarmee u de wat scherpere randen van uw temperament met gemak zachter laat landen.
Rest mij u te danken voor uw warme en helder getinte kleuren en geweldige energie. Een prettige bries met de belofte van een tropische storm, ik hou er van.
In de regel weet ik dat heel erg goed. Maar soms… soms even niet. Sta ik op en snap ik het niet meer, twijfel aan alles – vooral aan mezelf -, ben ik kwijt waar ik heenga en hoe, en als ik het me herinner is de eerste gedachte die van de geselende: “hoe kóm je erbij, wie zit daar nou op te wachten, alsof jíj dat kunt.” En voor ik het weet hang ik boven een diepe zwarte afgrond met gevaarlijk zuigende werking.
Zo ook vanmorgen. Eenmaal beneden wat doelloos rommelend komt mijn jongste binnen. Hij, startende maar vanaf het begin af aan fullblown puber, kan in de regel zijn ruimte goed, direct en stevig claimen. Maar nu, terwijl hij op me afkomt, zie ik hem intuïtief scannen; oogjes knijpen, lijf houdt een seconde in. Dan laat hij alle spierspanning los, overbrugt met één soepele beweging de 2 meter tussen ons in en vlijt zich als vloeibaar warme chocolade tegen mij aan.
Even staan we zo, ik hou hem goed vast, adem hem op, drink hem in en voel hoe zijn woordeloze warmte van binnen iets beweegt in mijn verstarring.
“Ik wil even naar buiten, een stukje lopen.”
En daar waar hij normaal honend kan briesen dat het nog dónker is en ijskoud, voel ik hoe hij de druk van zijn armen iets verstevigd, kort maar bevestigend. Hij zegt niets en toch hoor ik: “Doe maar, mam.”
Ik ga. Mijn stappen kraken in de bevroren sneeuw en mijn adem maakt dikke, witte wolken. En terwijl ik loop maakt de zwarte afgrond plaats voor de pracht die wáár is.
Godzijdank. Met hart nu open kan ik het allemaal weer zien.
Met het gloomy gevoel dat ‘betere-cijfers-maar-strengere-maatregelen’ en een avondklok oproept en de kennelijke dreiging van nog veel engere virusvarianten in aantocht, bereiden zij zich voor op een eventuele apocalyps. Eindelijk komen die talloze uren van intelligence verzamelen door vanachter hun beeldschermen doom-day films en series te analyseren, tot hun recht.
Dus met vernuftige technologie trainen zij nu onvermoeibaar hun eigen situational awareness, hunting skills, reactievermogen, ultieme ‘unagi’ en het optimaal ontspannen-alert zijn.
Het goede nieuws voor mij is dat wanneer het zover is, alle scenario’s klaarliggen, strategieën uitgedacht zijn en met een béétje mazzel de onneembare bunkers reeds gegraven en van noodrantsoenen voorzien.
Dat ik voor mijn eigen overlevingskansen eindelijk eens kan leunen op mijn tot in de puntjes voorbereide offspring, in plaats van andersom, geeft ook mij een ontspannen (en beduidend minder alert) gevoel van comfortabel vertrouwen.
Terwijl ik mijn krant opensla, ondertussen begeleid door de ranzige knaaggeluiden van opengereten zombies die aan hun in hun parallelle wereld virtueel gemaakte spijkerstokken hangen, slaak ik een zucht van tevredenheid: je kunt maar op je toekomst voorbereid zijn.
Bij het krieken van de dag wakker worden door een schuifelend geluid op straat. ‘n Buurman die zijn hondje uitlaat. Ooit waren het er drie, nu nog maar eentje; zo’n heel laag bij de grond hangend, krompotig getrokken worsterig diertje met naar buiten uitstekende tandjes.
Ik zie het tafereel voor me en moet grinniken, voel een vlaagje heel frisse lucht langs mijn wang en hoor de eerste vogeltjes. Veel zijn al weggetrokken maar sommigen vullen met hun lieve gekwetter mijn oren nog en zullen dat steady blijven doen, ook in de kou.
In een flits realiseer ik me hoe gelukkig ik me voel, wat een goede maanden het zijn en hoe dit jaar een tijd zo lullig leek, maar nu niet meer.
Want het sluimerend grijs-kil en steeds zwaarder drukkend gevoel dat er was in mijn leven, heeft plaatsgemaakt voor verlichting en opluchting, het weer tot in mijn tenen adem kunnen halen, emotionele balans en – vrijheid. Slepend werd weer lichtvoetig, de ballast los en afgeworpen.
Ik wíst het al wel maar voelde het nog te vaak niet bewust zo. Vandaag, bij het krieken van de dag wél. Als in een flits die zekere gedachte en het gelukzalige gevoel dat door mijn hele systeem trekt en me als een warme deken bedekt.
Gevoel van zwaar of licht, verlies of kans, grijs of kleur; het verschil bestaat soms uit slechts één gedachte.
Daar sta ik, midden op het veld, helemaal alleen. Wie er ook op mij afkomt, Ultimiss, het-edele-paard-van-zeer-goede-komaf in ieder geval niet.
Hm.
“Zie het niet als afwijzing, maar als aanmoediging om te zakken, weg uit je hoofd. Je hebt spanning en je energie is teveel naar buiten gericht. Een paard houdt van geaard; zen dus.”
Ik probeer het, ademen naar mn buik, 4 in, 6 uit en verdraaid, daar komt ze. Ze smakt en gaapt 2 of 3x uitgebreid. “Ze laat jouw energie los.” Ik gaap háár aan; for real?
Ze blijft schuin voor me staan, met opgeheven hoofd, net niet echt contact. “Ze spiegelt jou. Wat zou jij nu willen?”
Tsja, graag écht contact, dus ik beweeg naar haar toe en aai neus en hals. Ze leunt tegen m’n hand. Dit voelt fijn; warm, verbonden. Dan stapt ze naar voren, vol mijn zone in. Ik loop schrikkerig achteruit: “Niet naar achter bewegen, neem jouw plek in en behoud je ruimte!”
Ik vertel dat het me overweldigt, haar grote gestalte en heel sterke presence. Momenten van confrontatie met invasieve energie kort en langer geleden in mijn leven en mijn reactie daarop, komen voorbij.
Ze komt nog eens heel dichtbij, ik blijf staan en zij houdt haar hoofd boven het mijne, haar nabijheid nu als kalme troost. Ze buigt en legt haar neus in mijn nek; liefdevol, zonder franje. Ik voel ‘het is goed’ en dit ontroert me diep.
Dan is ze klaar. 6 minuten.
Over non-verbaal gesproken. Heel veel waarachtiger wordt iets niet.
Met een zwaai gaat de slaapkamerdeur open en springt jongste op zijn derde verjaardag naar binnen met wijd uitgespreide armen en zó’n stralend koppie dattie licht geeft.
Zelden heb ik iemand met zoveel vanzelfsprekend en vertrouwen zijn plek zien innemen, als hij op dat moment. Het staat op mijn netvlies gebrand en in mijn hart en geheugen gegrift. Zijn gevoel van er totaal en zonder ook maar enig excuus te mogen zijn en mijn gevoel van jubelend geluk hier deelgenoot van én mede-verantwoordelijke voor te zijn.
Je plek innemen. Naast, tussen en ten overstaan van anderen jouw eigen rechtmatige plek voelen en pakken.
Een thema waar ik mijn hele leven al mee knok, omdat het voor mij als kleintje níet vanzelfsprekend zo voelde, dat ik dat mocht. Ruim baan maken voor de ander; niet een te grote mond hebben; de beste was de goedste en de kleinste de liefste en beide was ik in ieder geval niet. Iets wat ik meenam door mijn leven; knokkend in samenwerkingen en relaties met anderen die juist meer ruimte innamen dan goed was voor een gezond evenwicht. Types die van hun kant zelf vanzelfsprekend de goedste waren of door ingeboren egoïsme niet erg gericht op -het gevoel van- een ander, niet gebakken om zelf intrinsiek te geven en clueless ten aanzien van het gegeven dat groot-gevers vaak niet zo vanzelfsprekend hun eigen ruimte claimen, laat staan pakken. Dat dit soms tot buikpijn aan toe moeilijk voor hen is.
Klein liet mij dat in die partnerschappen weer voelen en behoorlijk alleen, maar ergens ook veilig want bekend. Inspirerend vind ik dit type mensen op voorhand sowieso omdat ze iets doen dat ik meer zou moeten. Zit er voor mij iets wenselijks in die begeerlijke, arrogante manier van gewoon (in)nemen. Alleen in plaats van ‘standing ground’, deed ik te vaak zelf nog maar eens een stapje opzij, me boos maar ook angstvallig vasthoudend om niet over het randje te kukelen. Hek naar beneden, klauwtjes uit.
Een oneigenlijk gevoel van afhankelijkheid creërend waar niemand iets van zou begrijpen die mij zo, op eerste gezicht, kent.
Maar we hebben allemaal onze eigen verhalen en onder onze grootste kracht zit vaak ook onze diepste valkuil. Het een laat zich zien in de goede tijden, het ander als de boel begint te verschuiven.
Wat een feest is het dan, om van die glasheldere spiegels in eigen huis te hebben. Allemaal met hun eigen terugkoppeling van wat jij te leren hebt. Goed kijken moet je, en goed luisteren. Vooral naar je buik.
Deze kleinste spiegel hielp mij het op zijn derde verjaardag zo helder te voelen. Toen wist ik nog niet goed wat het precies was ik zag. Maar nu wel.
Gek werden en worden zij van dit antwoord dat ik ze dan toch gaf en geef.
Al op 1000-en vragen.
Soms om ze bewust te maken van hun eigen denkvermogen maar ook omdat ik vaak echt het antwoord niet wist:
“Mama, hoe kan het dat Dumbo kan vlíegen, want zijn oren zijn wel groot maar zijn lijf ook. Of zit daar hélium in, net zoals bij ballonnen?”
Of:
“Mam! Hoe-zo lijken wij als ik ons zó zie, zo groot, terwijl we in het ‘héle al’ maar piepklein zijn?” (Wappert met armen om dat héle al te duiden terwijl moeder iets murmelt over verhoudingen en hoopt dat het hier bij blijft, wat helaas niet zo is).
En nu, 10 jaar verder weet ik op de meeste van hun vragen het antwoord nog steeds niet. Noch op een heleboel vragen die ik zelf heb.
Over dingen die buiten mij liggen en over dingen die zich binnenin mij afspelen.
Waar ik in de loop der tijd wél ben achtergekomen is dat ons ‘weten’ zeer wordt overschat. En een schijnzekerheid oplevert waar je soms alleen nog maar meer van op je neus kijkt.
Nee, dan het niet-weten.
Dát kunnen accepteren, levert vrijheid op en kracht. Precies wat nodig is om je te kunnen verhouden tot wat zich nú aandient. In.Dit.Exacte.Moment.
Nogal wat posts en schrijfsels gaan over zaken als mindset, focus, geloof in jezelf en zelfvertrouwen.
Belangrijke topics waar het gaat om performance. Jouw performance. Als professional, ondernemer, mens.
So far so good.
Maar het valt me op dat deze topics vaak in combinatie gaan met het woordje ‘gewoon’: “Je moet ‘gewoon’ je focus houden. Het gaat ‘gewoon’ om mindset. ‘Gewoon’ een kwestie van zelfvertrouwen. Geloof ‘gewoon’ in jezelf!”
Als het allemaal zo ‘gewoon’ was, dan had niemand er verder last van. Het gaat vaak om diep ingesleten patronen. Gedachten en overtuigingen die zich ooit in het systeem gezet hebben. En het betreft meestal langgeleden verkozen gedrag. In combinatie met reflexgedrag dat bij jou hoort.
Kun je daaraan werken? Ja, zeker. Maar is dat even ‘gewoon’ en met quick fix? Nee, absoluut niet.
‘Gewoon’ zou het zijn, als we bleven doen wat we deden. Want in veel gevallen is het behoorlijk lastig om dit soort zaken te veranderen.
Het begint met de moed om met meedogenloos eerlijke blik naar jezelf te durven kijken. Vervolgens commitment, veel oefening en niet te vergeten; tijd.
Het goede nieuws is dat ieder piepklein stapje op dit vlak, je mijlenver kan brengen. Van binnen en daarmee ook naar buiten.
Daar is werkelijk niets ‘gewoons’ aan. Eerder is het buitengewoon.