Ode aan I.

Na deze maandag is ze er niet meer. Ze belt me en vertelt dit en het komt aan als een bom. Of ze me af en toe even mag komen laten voelen dat ze in de buurt is, vraagt ze. Met een vlaagje, een vleugje of, als ze in een gekke bui is, door mn televisie ineens aan te laten springen. Ja natuurlijk, zeg ik, dolgraag zelfs.

Met veel geluid en beweging kwam ze mijn leven binnengedenderd, deze doldrieste, innemende dijk van een vrouw. Als nieuwe vriendin van de vader van mijn kinderen kwam ze even kennis maken. Met haar donkere stem en warme ogen, waar altijd de nieuwsgierige vraag en open blik in valt te lezen, nam ze me voor haar in en toen ze na een uur opstond van aan mijn keukentafel waren ook wij als een blok voor elkaar gevallen. Na 1,5 jaar gingen zij weer ieder hun eigen weg, maar bleven we gelukkig allen in elkaars hart. 

Ze inspireert mij, zo indringend en zo veel meer dan zij weet of zich van bewust is.

Zij met haar armen zo ruimhartig en gulzig wijd open naar het leven, omdat ze niet lang meer te leven zou hebben. Dat wist ze al jaren en hoewel per jaar de hoop groter werd dat het langer zou duren, werd het leven tegelijkertijd zichtbaar snel korter. Dat geldt natuurlijk voor ons allemaal, maar voor en bij haar was het een stuk duidelijker, onoverkomelijker en daarmee hartverscheurend veel urgenter.

Als alles wat je bezit aan goede eigenschappen uitvergroot wordt in de urgentie die je aan je leven toevoegt, dan word je vanzelf ‘larger than life”.

Nog één weekend heeft ze, met haar liefsten om zich heen. Samen duttend op de bank met z’n allen bij elkaar en langs de lijn van de voetbalwedstrijd van haar kind, dat haar permissie heeft gegeven voor deze ene keer de longen uit haar niets van het spel begrijpende lijf te schreeuwen. Maar horen zal hij haar, en zij allemaal, en hopelijk speelt-ie, voortgeblazen op het galmen van haar stem, de wedstrijd van zijn leven.

Al luisterend wordt me niet alleen duidelijk dat dit ons allerlaatste gesprek is maar ook hoe zij, na jaren vol haast nu op de exit-drempel van dit leven, doordrongen is van de waarheid dat uiteindelijk alleen het kleine échte grootsheid in zich herbergt. 

Ik kan er nog niet goed bij, niet met mijn hoofd en niet met mijn hart, dus probeer al schrijvend de knopen die ik voel te ontwarren. Haar beeld en energie in woorden te schetsen. Omdat haar kaarsje straks zachtjes uitwaait en ze dan een on-karakteristieke, en daarmee oorverdovende, stilte zal achterlaten.

Nog één weekend heeft zij en ik ga haar voorbeeld volgen door ze vast te houden, de mijnen, en nog veel meer dan dat ik nu doe, van al die momenten groter en klein, minder en meer, met écht volle teugen proberen te genieten.

Tulband

07.40 uur. Middelste voegt zich bij me: “Goedemorgen, vriend”. … “Grrmmmpfff”, krijg ik terug. Prima, ik snap wat hij bedoelt.

Even later, wakkerder: “Mam, ik heb zo die wiskundetoets. Ik doe Teams op mijn eigen laptop maar ik moet in de laatste 5 minuten iets terugsturen uit Dropbox met de jouwe, oké?”

“Ja, ik heb daar rekening mee gehouden, neem maar mee.”

10 Minuten later loop ik naar boven, in kamerjas en met handdoek-tulband nog op mijn hoofd dat vol zit met wat ik nu zo moet doen en de timing waarin: 2 calls en een sessie die ik vooraf nog even extra wil doorlopen.

Wreed word ik uit mijn focus-bubbel getrokken door paniekerig gesis uit zijn kamer: “Máhmm! We beginnen zo maar jouw láp-tóp doet niets!”

Ik en niet werkende digitale apparaten zijn een slechte combi. Zeker nu op zo’n moment. Ik probeer iets, er gebeurt niets, dus op slag geïrriteerd ontlaad ik: “Sh*t, gdvr, ik krijg ‘m ook niet aan de praat!” En mopper hardop nog een paar ergere dingen.

Achter me: “Mama. je bent in beeld hoor..”

Met een ruk draai ik me om en staar met tulband en te korte kamerjas in het grijnzende gezicht van de wiskundeleraar. Dat van mijn zoon doet er niet voor onder.

Jazéker wel boeit het!

Over twee weken wordt ze 18 en ben ik bezig met het maken van Haar Boek. Het boek met alle verhaaltjes die ik schreef over haar of waarin zij een rol speelt.

Natuurlijk ben ik te laat begonnen en is het een race tegen de klok om het niet alleen tijdig aan te leveren bij de drukker maar het ook zó aan te leveren dat het Echt Goed is: Foutloos, Mooi, Uniek.

Want ja, uitsteller als ik ben, ben ik helaas ook redelijk perfectionistisch, eerzuchtig en trots. Een combinatie die vaker voorkomt (want als je er niet aan begint kan het ook niet Fout of Middelmatig zijn) maar die uitermate narrig kan wringen.

Ergens afgelopen week kreeg ik het Spaans benauwd: “Ik krijg het niet af.” Deze stellige stem deed direct wat het vroeger zo vaak deed: als een fatalistisch zwaard sneed het de positieve energie van mijn actie en gemoed: “Laat maar, ik kan niet en het boeit ook niet.”

Met deze niet-helpende reflex smoorde ik ettelijke prestatie reeds in de kiem. Totdat ik daar schoon genoeg van had, erin dook en net zolang keek totdat ik haarscherp zag wat ik deed en waar dat uit voortkwam.

En dan komt nu het allerbeste nieuws en groot geluk: eenmaal zo bewust, blijf je het zien!

Zo ook nu. Dus ik riep terug: “Jazéker wel boeit het! Want ik boei en zij boeit helemaal! En het is sowieso Goed, want gemaakt van Liefde.”

En haar boek?

Da’s bijna af 😉

Asbest of -beter?

Leven met een leugen. Of leugens. Die welbewuste naar je omgeving toe en de meer verstopte, de subtiele vooral naar jezelf. Onderhuids woekerend sijpelt het als toxic waste door de gaten en kieren die er altijd zijn. Ongemerkt neemt het z’n plek en z’n prooi: een ieder die er in vast zit of niet op tijd vertrekt.

Schimmels en barsten in grond die verder verziekt. Aangekaart, besproken, gevraagd, gezegd. Maar als de spiegel te fel is of de ontvanger bijziend of onwillig, dan heeft het allemaal weinig zin en betekent blijven hetzelfde als erdoor in bezit genomen worden.

Machteloos, met een negatieve ondertoon in het totale gevoel, en zelf ook blind voor waar dat dan over ging, strompelend door zulk dor geworden landschap van dorst en droogte. Waar eerst lol, lucht, licht en liefde alles hadden laten bloeien, knaagden nu misprijzen, kilte, afstand en lillend rugspek de wortels kapot van wat ooit een mooie en juicy belofte was.

Zwaar in het hoofd, met zeurende buik, klemmende keel en een loodzware olifant op de borst.

Asbest, chemical waste, wat het ook is of hoe je het ook noemt, de belangrijkste les is deze: op vervuilde grond kun je -beter niet willen bouwen.

Tijd

“Hi mam. Ben jij thuis?”

“Ha vent, heb even geen tijd en ben straks ook nog niet thuis als jij uit school komt.”

“Ik ben bij papa, want ik heb vrij omdat er staking is.”

“Oh ja, dat is ook zo. Ik kom zo snel me lukt.”

“Mam, je hoeft echt niet eerder thuis te komen, hoor.”

“Zeker?”

“Ja”

‘n Appgesprek met m’n jongste. Ik hoor mezelf denken: “ach, wat een lieverdje toch. En zo begripvol.”

Ik buig me weer over m’n beeldscherm. Toch lukt werken niet echt meer; iets in onze conversatie galmt na. Ik kan het niet vastpakken maar het blijft galmen en zonder verder nog na te denken klap ik mijn laptop dicht, gooi alles in mijn tas en rij weg. Naar huis.

Daar aangekomen app ik hem: “Ben er. Kom je?”

Een direct en verheugd: “Écht?! Heb jij al geluncht?”

“Nope. Samen?”

5 minuten later staat een mannetje met frisse wangen en stralende ogen voor me. Mijn armen gaan wijd open en hij vliegt erin. Dan gaan we eten en lopen we even later samen in de zon waar het prachtig is.

Zo op het oog kleine dingen maar een gevoel van onbeschrijflijke dankbaarheid vult mij.

Wat het precíes was dat zo galmde, weet ik dan nog niet maar iets met Dingen Die Belangrijk Zijn.

‘s Avonds scroll ik nog wat en lees in een post: ‘Je tijd is alles.”

Full stop.

AHA.

Dát was dus m’n les:

Druk kun je doen maar Je.Tijd.Is.Alles.

In het heetst van de strijd

05.51 uur. Ik word wakker met het gevoel dat ik stik in te warme dekens.

Raar.

Ik heb slechts een dun dekentje en mijn slaapkamerraam staat open. Eigenlijk wil ik me weer omdraaien maar iets maant mij toch even polshoogte te nemen. Halverwege de trap naar beneden slaat mij een droge hitte tegemoet en een wat harder en daarmee onheilspellend geloei van radiatoren.

Gisteren had ik voor het eerst na de zomer de kachel weer aangezet. Kennelijk is het ding hierdoor van slag.

Sloom van de warmte en in mijn hoofd nog niet erg wakker, kijk ik naar het bedieningskastje. Het kost me moeite te focussen: 23 graden and counting.

Nu moet je weten dat ik niet tegen te warm gestookte ruimtes kan. Het brengt mij direct terug naar de woonkamer van mijn grootouders waar altijd alles potdicht zat, behalve de radiatoren en waar ik derhalve nauwelijks adem kon halen. Iedere keer dat ik er was, wist ik niet hoe snel ik weg moest. Hen vond ik lief maar die kamer verstikte me.

Een beklemmend gevoel waarin ook iets van schuld.

Ik druk op de knopjes en wacht: er gebeurt niets. Het geloei houdt aan en ook de stijgende warmte. Ik loop naar de ketel, daar gebeurt van alles maar ik zou niet weten wat. Vragend staar ik naar allerlei knopjes en verwonder me over het feit dat ik na al die jaren hier in mijn uppie, absoluut geen idee heb welk knopje wat doet, en of ik überhaupt ergens aan mag zitten. 

Het is inmiddels half 8, mijn huis voelt aan als de Sahara en ik vraag me af of ik het verwarmingsbedrijf al kan bellen. Ik besluit het erop te wagen.

Een uiterst adequate dame begeleidt mij door de reset-actie en heeft, als dit niets uithaalt, het lumineuze idee de stekker van de ketel eruit te halen. Ik verwonder me alweer: niet zozeer over haar tegenwoordigheid van geest maar vooral over het gebrek daaraan van de mijne. Nog eens extra in coma gesust door het aanhoudende gebrul van warm water door buizen en het gevoel alsof er een reuzenföhn zacht maar steady recht op mijn gezicht gericht is.

Een afspraak met de monteur voor morgen is gelukkig snel gemaakt en een korte termijn tevredenheid neemt even bezit van mij. Het gegeven dat ik nu een dag zonder verwarming zit, lijkt me vooralsnog een zegen; ik kan niet wachten tot het hier heel koud is en ik die warme watten uit mijn hersenpan kan schudden.

Die tevredenheid blijft echter niet zo lang hangen. Wat mij namelijk stoort, is de notie dat ik, in de regel toch zeer scherp van geest en behoorlijk in staat mijn leventje te regelen, volstrekt kansloos blijk waar het sommige heel basale zaken betreft. Want echt; van alle oplossingen die ik in mijn hoofd de revue heb laten passeren de afgelopen 3 uur, zou “de stekker eruit trekken” de allersimpelste en ook meest effectieve geweest zijn.

Deze oplossing zat er alleen niet bij. 

En ik vraag me, met lichte zorg, nu af: wat zegt dat in hemelsnaam over mij….?

Come rain or shine

De leukste vind ik je toch wel.

.

Ook al vond ik het hier zelf, ondanks de nog best wat onwennigheid van het moederschap, een stukkie comfortabeler met je.

.

Toen we het alleen nog hadden over rijstwafeltjes, of toch een snoepje, of ik wel of niet mee wilde naar de eendjes en als ik niet mee wilde ik tóch mee moest, of je nog héél eventjes nóg een verhaaltje kreeg voorgelezen en dat soort zoets.

.

In plaats van over ‘shotjes’, er zit ‘maar’ 12% in die limoncello die wij dronken. Oh nee, 14 maar dat zit toch ook gewoon in wijn en het wel of niet je iets herinneren van dat ene feestje of festivalletje.

.

Hoe jij ziet dat ik iedere keer weer manmoedig en met open mind aan zo’n gesprek begin, en dan wat listige details loslaat waardoor mijn lach het toch weer op mijn lippen besterft.

.

Hèt moment waarop jij wacht om dan met besmuikte blik, sardonische grijns en zogenaamd bemoedigend klopje op mijn hoofd te zeggen dat het met jou echt allemaal best meevalt…

.

Killing.

.

Ik hang tussen het ‘ik-wil-alles-weten-mij-kun-je-alles-vertellen’ en het ‘beter-weet-ik-niets’. En ik zie het aan je leuke, stoute ogen: jij geniet van mijn gespartel.

.

Maar ja. Come rain or come shine.

.

Ik vind je toch de leukste.

❤️

Knop

Regelmatig lees ik over hoe kinderen van gescheiden ouders moeten (ont)wennen op wisseldagen; als zij van vader naar moeder gaan en andersom. En dat dit inhoudt dat die kinderen op zo’n dag meer in zichzelf gekeerd zijn, afstandelijker. Ook naar andere betrokkenen, zoals de nieuwe liefdes die er misschien zijn.

Ik heb daar nog nooit iets van gemerkt bij mijn kinderen maar vraag het me nu ineens af: hebben zij daar soms ook last van? Ik besluit het ze maar gewoon te vragen.

“Hee lieverds, hebben jullie op de dagen dat je van papa naar mij gaat of andersom, last van ‘moeten wennen’ of een gevoel dat het moeilijk is om ineens bij de andere ouder te zijn. En dat je je daardoor even wat stiller voelt of merkt dat je even niet weet waar je staat? Ik denk dat het voelt alsof je van binnen je armen stevig om jezelf heen slaat.”

3 paar ogen kijkt mij aan van boven hun borden: “Huh?”, “Euh..”, “?”

“Mam! Wat bedóel je?”

“Ik lees en hoor dat best vaak: dat het voor kinderen lastig is als ze van de ene ouder naar de andere gaan, van het ene huis naar het andere. Misschien zelfs van het ene leven naar het andere leven. Ik vroeg me dus af, aangezien jullie ook steeds moeten wisselen, of jullie dat herkennen?”

Even is het stil. Drie hoofdjes denken, drie lijfjes voelen.

Oudste: “Nee, daar heb ik helemaal geen last van. Het is bij jullie precies hetzelfde; even fijn.”

Middelste: “Ehm… nee. Totaal niet herkenbaar. Het huís is wel anders, maar het vóelt niet anders.”

Jongste: “Nee hoor, mijn leven gaat altijd door. Gewoon hetzelfde.”

Ik voel opluchting, mijn angst is toch altijd dat ik de dieper gelegen, echt wezenlijke dingen bij hen mis: “Daar ben ik blij om zeg, dat is fijn voor jullie.”

“Maar mam, hebben echt veel kinderen dat wel? Ik snap niet waarom?! Dat vind ik zielig voor die kinderen.”

“Ik weet ook niet precies waarom dat is, ik ken het niet vanuit mijn eigen situatie maar kan me er wel iets bij voorstellen. Kun je bedenken waardoor het zou komen?”

Middelste: “Ik ken een jongen die dat heeft, hij heeft me dat verteld. Hij zei dat het kwam omdat zijn ouders niet goed met elkaar omgaan en niet aardig over elkaar praten. Daardoor weet hij niet wat nou waar is en wat hij kan geloven. Hij zei dat hij daarom twee knoppen in zijn hoofd heeft: één voor bij zijn vader en één voor bij zijn moeder. Ik vroeg welke knop dan zijn echte was. Toen zei hij dat hij zijn eigen knop kwijt is.”

We zijn er stil van, ik weet niet wat ik moet zeggen, voel me enigszins verslagen en kijk naar beneden, in mijn bord. Als ik weer opkijk zie ik drie paar peinzende ogen. Dan spreekt jongste voor de hele set:

“Ik vind het ook heel fijn voor ons dat wij onze eigen knop gewoon hebben…”

Evengewichtig

De spoken komen vaak ‘s nachts. Klein en zeurderig of groot, beangstigend en met kabaal. Die nachten van wakker liggen en hopen dat het iets sneller ochtend wordt.

Zelfstandige, single mom van 3 en een eigen huis. Allemaal eigen keuzes. Dit is dus geen klacht en daarnaast, het gaat goed. Durf om te investeren in mezelf zodat het nóg wat beter gaat. De moed om iedere dag bij het krieken aan te kijken. Blije kinderen. Ik ben daar trots op, ’t had ook anders kunnen zijn.

Maar soms, die spoken. Ze bestoken me: “Hoe zit het met je pensioen, je wil toch niet tot je 80e werken?” en “Top, die schilderbeurt, je spaargeld is nu op.” of “Staat de toekomst voor je 3tal in de steigers of is t meer een kaartenhuis?”

Af en toe badend wakker worden, met een hart dat bijna je lijf uit klopt. Of paniek door buik, borst en keel: “doe ik het echt wel goed?”

Dan ben ik blij dat ik mentaal gezond ben en dat ik mezelf kan reguleren.

Maar hou op met doen alsof het er niet is, die soms inktzwarte nacht en haar wankele evenwicht tussen het-lukt-me en hoe-moet-ik-het-allemaal-doen.

Alle successen zijn er slechts bij gratie van spoken, donkere wolken of afgrond waar je gierend langs zeilt.

Want het échte Leven heeft een rauwe rand. En ik zou het ook niet anders willen.

Insta(nt) blues

“Hee mam, welke foto heb jij van mij op Insta gezet? X zegt net dat ie leuk is.”

Aan het woord is mijn middelste die zelf niet aan social media doet. Heeft hij geen zin in, vindt het nauwelijks interessant en weet ook dat áls hij eraan begint, de kans dat al zijn tijd daaraan opgaat, toch aanzienlijk is. Dat ziet hij genoeg om zich heen en vindt hij een schrikbeeld want doodzonde.

Die types bestaan dus ook.

“Klopt vent. Die karatefoto!” (Ergens achter in mijn hoofd vraagt een stemmetje waarom X mij eigenlijk is gaan volgen. In het kader van … tsja, van waarschijnlijk van alles dat te maken heeft met cool, vergankelijkheid en gezien worden, vind ik het ergens best vleiend dat vriendjes van mijn kinderen mij kennelijk opzoeken online, maar ergens anders lonkt tegelijkertijd de voorbode van problemen)

“Ja, maar waarom vráág jij niet of je die foto van mij mag gebruiken??!!” Zwaar geïrriteerd is hij nu. 

Betrapt dus defensief: “Jemig, ik heb die foto toch zelf gemaakt, je ziet geen gezicht en jij vond ‘m zelf ook goed gelukt?” (Note to self: hij heeft wel een beetje gelijk…)

Mompelmompelmorrel …

Voor een gelukkig half uurtje denk ik dat ik me eruit heb weten te redden. 

Dan ineens, terwijl we -dacht ik- allemaal heerlijk liggen te lezen, dommelen of anderszins onze zondes overpeinzen, scheurt zijn door de baard-in-keel geteisterde stemgeluid ineens ruw door mijn overpeinzingen heen:

“Jeeeeeeezussss mahammm!, dat is toch echt een beláchelijke caption bij die foto!?!

Ik voel paniek opkomen: caption? Caption? Wat is in godesnaam een CÁPTION??

Gàst, wáárom ZO’N stomme tekst?!”

Ik kijk op en zie een groot lijf dat totaal op instorten staat. Ach jemig, vanwege zijn afwezigheid op al die social media heb ik er geen seconde bij stilgestaan dat het wel supergevoelig ligt allemaal. 

Ik voel me rot voor hem en er is maar één oplossing: ik trek de generatiekloof-meaculpa-kaart. 

“Sorry vent, ik ben gewoon 33 jaar ouder dan jij. Voor mij en míjn vrienden is die tekst wel oké. Ik wist niet eens dat het caption heet. Vergeef het je oude moedertje. Ik verwijder het nu direct.”

Matig gerustgesteld maar toch rustiger zakt het enorme lijf weer wat meer in ontspanning. Mijn hartslag kalmeert met hem mee.

Ik verwijder de foto.

En ik verwijder ook X uit mijn volgers…

Vieze verraaiert.