
“Ja, want sinds die zelfscanners er zijn en zeker nu alles zoveel duurder is, wordt er veel gestolen. Dus daarom controleren we zo vaak.”
Een aardige dame legt mij uit waarom zij alles wat ik net ín mijn tas heb gedaan er weer uit moet halen om te checken.
Ik ging bij de zelfscanner omdat ik haast heb. Want eindelijk heb ik het een beetje onder de knie, dat zelfscannen. Waar het me eerst eindeloos veel tijd kostte om alles te vinden: de barcode op het product (staat bij ieder product ergens anders en zelfs als ik het recht aankijk kan ik het af en toe niet zien), de producten-zonder-barcode-die-niet-gewogen-hoeven-te-worden en waar ik ze op het scherm kan vinden, welke producten wél gewogen moeten worden en dat doen vóórdat ik bij de zelfscanner ben ipv tijdens, etcetera., lukt me dat nu redelijk soepel en zonder me opgejut te voelen door zuchtende mensen achter mij die bijkans bezwijken onder hun onbegrip voor mijn onvermogen.
In verschillende dingen ben ik een zogeheten early-adopter, maar daartoe behoort niet het zelfscannen van mijn boodschapjes. Doe mij maar de kassa met een -meestal- vriendelijk mens die voor mij scant. Liefst op zo’n hypnotiserend soepele manier van snelheid en ritmiek. Heerlijk.
Maar nu stond daar een grotere rij en ik had dus haast.
Enfin. Ik voel me geïrriteerd alhoewel ik dit probeer tegen te houden. Helaas draag ik het waarschijnlijk alsnog duidelijk uit, zo goed ken ik mezelf wel. De aardige dame echter, trekt het zich totaal niet aan, laat zich door mij ook niet opjutten maar gaat in alle kalmte door, wat mij weer ter plekke kalmeert. Afstemmen heet dat.
En dan, geraakt door haar kalmte (want wat een rotklus moet dit zijn, dat checken of iemand wel eerlijk was, vanuit de premisse dat diegene dat dus wellicht niet is …) rolt de eerlijkheid uit mijn mond:
“Weet u waarom ik eigenlijk geïrriteerd ben? Niet per se omdat ik haast zou hebben. Maar omdat ik als de dood ben dat ik per ongeluk iets vergat te scannen en u mij daar nu op betrapt …”
De aardige dame stopt met mijn spullen uit mijn tas halen en kijkt me aan. Ze ziet de diepe zorg in mijn ogen (ineens weet ik 100% zeker dat ik de rode peper waarschijnlijk ben vergeten goed aan te tikken. En anders wel de limoen), glimlacht en zegt:
“Maakt u zich maar geen zorgen. Ik ga er altijd eerst vanuit dat het geen kwade wil is geweest.”
Dan pakt ze onderuit mijn tasje de rode peper en zegt met knipoog: “En hij staat er op hoor, keurig gedaan.”
Ik húppel naar huis. Tis maar waar je blij van kan worden…