Ochtend-modus

Zondagochtend, 11.00 uur. Heerlijke rust en even niets dat moet. Eindelijk ben ik warm na drie ijskoude wedstrijden langs de lijn op zaterdag. Van typisch voetbal-vroeg tot aardedonker hockey-laat.

Zaterdag is vaak de klap op de vuurpijl: een dag die op een of andere manier bol staat van ‘moetjes’, na de week die óók al onverminderd vol voelt.

Niet alleen voor mij, ook voor de jeugdige medebewoners van mijn leven.

Nu dus even een goddelijk niets; slechts rust en een krantje.

In de keuken scharrelt middelste die net zijn bed uit is gerold. Oudste, die het volste schema van iedereen heeft maar dit zelf zo organiseert en er verder weinig last van lijkt te hebben, is wel al weer op weg. Niets waar ik iets mee moet.

Normaal gesproken is onze jongste het vroegst, programma of niet. Nu heb ik hem nog niet gezien of gehoord.

Op datzelfde moment: een keiharde klap en rommelend gedonder boven ons hoofd. Middelste houdt van schrik op met yoghurt lepelen en ik wacht met gespitste oren op een schreeuw of gehuil. Als het nu helemaal stil blijft, vind ik dit pas echt eng worden.

Om de spanning iets te verlichten zeg ik met typisch misplaatste schrik-humor: “wat denk je, zou hij nog leven?”

Zonder op antwoord te wachten krabbel ik op van de bank, in mijn hoofd al de plek waar ik de autosleutels voor het laatst zag om snel te kunnen handelen want het is nog altijd stil. Dan gaat de deur open en hinkelt jongste telg verder ogenschijnlijk ongedeerd naar binnen.

Opgelucht: “Gaat het, vent?”

“Ja, die bak stond er maar dat was ik even vergeten dus ik sprong per ongeluk vanuit bed in die bak. …. Ik lette niet op want ik ben gewoon even in een ‘ochtend-modus’”

Schouderophalend loopt hij door naar de keuken.

Ik denk even na over wat hij zei en ben nieuwsgierig: “Wat betekent het, dat jij in de ‘ochtend-modus’ bent?”

Met zijn oncontroleerbare en daardoor af en toe bloeddirritante en hardklinkende stem, en hij zal het niet toegeven, in dit geval vooral ingegeven door de opgeluchting dat hij zijn broertje in relatief goede doen ziet verschijnen, loeit middelste: “Dat betekent dat hij de hele ochtend al in zijn telefoon zit te staren..!”

Getergd want betrapt, brult jongste hieroverheen: “Neeeeheeeeee, dat betekent gewoon dat ik het even rustig áán doe! Want het is zóndag. En ik hóef eindelijk eens even niets…”

Say no more, kleine vriend. Ik snap je.

Let op: dit is een vies verhaal!

image

“Volgens mij zijn dat voelsprieten, denk je niet?”, murmel ik met één oog dichtgeknepen en de andere tegen de kijker van zijn nieuwe, zelf bij de Kringloop gevonden en aangeschafte microscoop.

Wild rukt hij het apparaat onder mijn zoekende blik vandaan. Zo, heeft hij meteen nog twee wimpers om straks uitgebreid te onderzoeken.

“Nee joh, mam! Je ziet toch dat het de tánden van de mier zijn! Ze zijn heel groot omdat je door de microscoop kijkt. Die verGROOT de dingen. Daarom kun je ook de céllen zien! Tssssssjgrmpflgg. Jij weet toch wel hoe een microscóóp werkt??!!”

Zojuist heeft hij met chirurgische precisie hoofd en romp van een mier gescheiden met een vlijmscherp mesje dat in de microscoop-doos bijgeleverd is, en het mierenhoofd geplet tussen de twee glazen schaaltjes. Om beurten staren we door de kijker en vertellen elkaar wat we zien.

Wat hier aan vooraf ging

Gisteren in de Kringloop, waar we waren omdat hij en zijn grote broer uitvinders zijn en vernomen hebben dat je bij de Kringloop soms grote partijen ‘kleine-dingetjes-waar-je-coole-schietapparaten-van-kunt-maken’, kunt kopen voor bijna niets, vond hij zijn microscoop. In een grote doos met allerlei toebehoren. Ter plekke besloot hij dat hij naast uitvinder ook onderzoeker was en trok met groot gebaar zijn portemonnee.

Leeg. Vergeten dat hij naast uitvinder en onderzoeker ook big spender en dus platzak was. Of grote broer hem even wilde ‘lenen’. Ruimhartig gniffelend voldeed deze aan zijn verzoek. En zelden heb ik iemand met zo veel voldoening en zin in wat het hem brengen zou, een pakket in ontvangst zien nemen.

Terug naar vanochtend.

Net uit mijn bed wordt een dramatisch in de lucht gestoken voet in mijn gezicht geplant: “Mam, kijk eens! Mijn ontstoken teen loopt leeg!! Het is geel mét rood, dat moet ik onderzoeken! Pak jij snel dat prikkertje en een glaasje uit mijn microscoopdoos, en dan moet je even die pus daarop doen, oké?!”

Verdwaasd en nog niet helemaal wakker, gehoorzaam ik. Het lukt me ternauwernood zijn aanbod af te slaan om mee te kijken. Mijn koffie smaakt mij voor het eerst in lange tijd niet en ik vraag mezelf af hoe hij mij zover heeft gekregen. Maar ik weet het heus wel: dit enthousiaste mannetje past al 8 jaar lang de Tactiek van de Overrompeling op mij toe. Want hij weet dat die werkt.

Als de pus even later niet meer verder te determineren valt en grote zus inmiddels zelf geprikt bloed heeft moeten afstaan maar we geen jodium hebben dus de cellen niet kunnen onderscheiden, gaat hij naar buiten en plukt een pissebed ergens onder vandaan. De bedoeling is het beestje van enige ledematen te ontdoen. Bleek om de neus komt hij 5 minuten later binnen: of ik dat even wil opknappen.

Nee, lieve kleine wetenschapper van me. Deze zag je moeder aankomen en wil ze niet.

Dan dus maar de mier.