Hij was weg.
Ik zag het meteen toen ik terugkwam want zijn fietsje stond niet meer in de schuur.
De oudste twee wisten het ook niet: vragende ogen, schuddende hoofden, optrekkende schouders. Nee, zij hadden geen idee. En nee, ze wisten ook niet waaróm hij wellicht weg was.
(De dag ervoor:
“Jongens, ik las in een stukje op internet dat ergens mannen actief zijn die niet veel goeds in de zin hebben met kinderen. Ze gaan als volgt te werk: ze rijden rond in een blauw busje en als ze de kans krijgen vragen ze een kind alleen om even bij hen te komen omdat ze een belangrijke vraag hebben of zoiets. En kennelijk trekken ze het kind dan mee in de bus en rijden weg. Ik wil even checken of jullie nog weten wat we hebben afgesproken over vreemde mensen.”
‘Jaaaa-haaa, wij gaan écht niet naar iemand toe die iets in zijn búsje wil laten zien hoor, mama!! Tssssss…!’
‘Wat voor busje is het mam, alleen maar blauw?’ ‘Hoezo bláuw??!!. En welke mannen? Hoeveel?’
“Weet ik allemaal niet. Er zijn er vast wel meer rare mensen met nare bedoelingen, ik las dit toevallig. Maar het gaat mij even om het principe.”
‘We beloven dat we dat niet doen, ok? Ik ga zéker nooit zomaar mee met iemand of in die bus.’
“Fijn om dat te weten. En ook niet als het iemand is die zegt dat hij zulke schattige jonge diertjes heeft en of jij die wil aaien ofzo.”
‘Neeeeee-heeee. Zucht. Tuuurlijk niet!!’”)
Ja jemig, lastige onderwerpen want hoe het te brengen zonder ze bang te maken? Ik kies maar voor de ‘rechttoe-rechtaan-zoals-het-is-en-better-safe-than-sorry-methode.
Kleine vent was dus nu op pad. Alleen. En niemand wist waarheen. Terwijl wij twee heel belangrijke afspraken hebben: als je weggaat zeg je het en ook waar naartoe. Als ik er even niet ben, gaat niemand in de tussentijd ergens anders naartoe. Bij elkaar blijven en op elkaar letten.
Tien minuten later in onze zoektocht troffen wij hem aan de waterkant. Op zijn fietsje. Boos. Bij navraag bleek hij boos op zijn grote broer die zomaar niet meer met hem wilde ping-pongen. Beledigd dus. En een beetje bang omdat hij hem driftig een paar karateslagen had toegediend en vreesde voor de repercussies. Want dat had hij mij horen zeggen tegen de middelste die altijd de klappen opvangt en nooit iets terugdoet: “Als hij te erg tegen jou doet en hij luistert niet als je zegt dat hij moet stoppen, mag je best een keer terugslaan. Zodat hij weet hoeveel pijn hij jou doet.”
Hij had kennelijk niet het antwoord daarop van middelste gehoord: “Nee, dat doe ik niet, mam. Ik vind dat echt zielig.”
Toen de kinderen later in de keuken een limo dronken om bij te komen en jongste nog eens uitleg gaf aan de andere twee waarom hij had besloten “weg te lopen”, haalde hij ineens een bíjna-net-echt-plastic-pistooltje uit zijn broekzak. Op zich niet heel ongebruikelijk maar was de plechtigheid waarmee hij het op tafel legde reden voor ons aller onverdeelde aandacht.
En wat bleek? Hij had heel serieuze voorbereidingen getroffen voor zijn reis: “Kijk. Deze had ik meegenomen, voor als stomme mannen of enge vrouwen tegen mij gingen praten…!!” Toen sprong hij op, greep zijn pistooltje en “schoot” al die ellendelingen neer.
Point taken, I guess 🙂