
Waarom doe ik wat ik doe..?
In de regel weet ik dat heel erg goed. Maar soms… soms even niet. Sta ik op en snap ik het niet meer, twijfel aan alles – vooral aan mezelf -, ben ik kwijt waar ik heenga en hoe, en als ik het me herinner is de eerste gedachte die van de geselende: “hoe kóm je erbij, wie zit daar nou op te wachten, alsof jíj dat kunt.” En voor ik het weet hang ik boven een diepe zwarte afgrond met gevaarlijk zuigende werking.
Zo ook vanmorgen. Eenmaal beneden wat doelloos rommelend komt mijn jongste binnen. Hij, startende maar vanaf het begin af aan fullblown puber, kan in de regel zijn ruimte goed, direct en stevig claimen. Maar nu, terwijl hij op me afkomt, zie ik hem intuïtief scannen; oogjes knijpen, lijf houdt een seconde in. Dan laat hij alle spierspanning los, overbrugt met één soepele beweging de 2 meter tussen ons in en vlijt zich als vloeibaar warme chocolade tegen mij aan.
Even staan we zo, ik hou hem goed vast, adem hem op, drink hem in en voel hoe zijn woordeloze warmte van binnen iets beweegt in mijn verstarring.
“Ik wil even naar buiten, een stukje lopen.”
En daar waar hij normaal honend kan briesen dat het nog dónker is en ijskoud, voel ik hoe hij de druk van zijn armen iets verstevigd, kort maar bevestigend. Hij zegt niets en toch hoor ik: “Doe maar, mam.”
Ik ga. Mijn stappen kraken in de bevroren sneeuw en mijn adem maakt dikke, witte wolken. En terwijl ik loop maakt de zwarte afgrond plaats voor de pracht die wáár is.
Godzijdank. Met hart nu open kan ik het allemaal weer zien.