Jazéker wel boeit het!

Over twee weken wordt ze 18 en ben ik bezig met het maken van Haar Boek. Het boek met alle verhaaltjes die ik schreef over haar of waarin zij een rol speelt.

Natuurlijk ben ik te laat begonnen en is het een race tegen de klok om het niet alleen tijdig aan te leveren bij de drukker maar het ook zó aan te leveren dat het Echt Goed is: Foutloos, Mooi, Uniek.

Want ja, uitsteller als ik ben, ben ik helaas ook redelijk perfectionistisch, eerzuchtig en trots. Een combinatie die vaker voorkomt (want als je er niet aan begint kan het ook niet Fout of Middelmatig zijn) maar die uitermate narrig kan wringen.

Ergens afgelopen week kreeg ik het Spaans benauwd: “Ik krijg het niet af.” Deze stellige stem deed direct wat het vroeger zo vaak deed: als een fatalistisch zwaard sneed het de positieve energie van mijn actie en gemoed: “Laat maar, ik kan niet en het boeit ook niet.”

Met deze niet-helpende reflex smoorde ik ettelijke prestatie reeds in de kiem. Totdat ik daar schoon genoeg van had, erin dook en net zolang keek totdat ik haarscherp zag wat ik deed en waar dat uit voortkwam.

En dan komt nu het allerbeste nieuws en groot geluk: eenmaal zo bewust, blijf je het zien!

Zo ook nu. Dus ik riep terug: “Jazéker wel boeit het! Want ik boei en zij boeit helemaal! En het is sowieso Goed, want gemaakt van Liefde.”

En haar boek?

Da’s bijna af 😉

Gewoon nemen die man

karate-kid

Woensdag – Taxidag. Op weg naar de karateles van de heren. Jongste heeft zich een plek in het hart en daarmee in de les van de sensei veroverd, al is hij nog ruim een jaar te klein. Hij heeft daartoe Middelste, gepassioneerd en serieus beoefenaar van deze vechtkunst, met hand op zijn hart plechtig moeten beloven, dat hij zich verantwoordelijk en geconcentreerd zal gedragen en niet als de springerige, karate kid-achtige, salto-draaiende, ongericht trappende of hoekende 7-jarige die hij eigenlijk is.

Maar dat terzijde.

In de auto komt het gesprek op nieuwe liefdes en hoe dat voor hen is als hun papa of mama met iemand ‘gaat’. Jongste vraagt zich af waarom hij diegene en eventuele aanverwanten niet direct en ter plekke zou ontmoeten. Middelste begrijpt dat beter. Hij legt uit: “Omdat misschien soms, als we dan net iemand een beetje kennen en ook wel leuk zijn gaan vinden, gaat het uit en zien wij ze ook niet meer.” Jongste ziet vooralsnog het probleem niet: “Jawel hoor, want dan kunnen ze toch gewoon als vríenden blijven!”

Ik leg hem uit dat dit niet altijd het waarschijnlijke scenario is. En dat het belangrijk is om met de gevoelens van allemaal rekening te houden, vooral die van de kinderen: “De vriend waar ik vorig jaar een tijd mee samen was, hebben jullie daarom ook niet ontmoet. Ik had ergens het gevoel dat het niet persé heel goed tussen hem en jullie zou klikken. Dat vond ik moeilijk. Dus tsja, vandaar.”

Middelste bevestigt droogjes: “Dat denk ik eigenlijk ook niet. Want dat ging dus uit. Toch!?”

Even is het stil. Vervolgens krijg ik een lesje ‘Own it’ van mijn 7-jarige leeuwtje:

“Mama. Ik vind dat jij niet zoveel rekening met ons hoeft te houden. Jij moet doen wat voor jou goed is. Als jij die man leuk vindt, dan moet je niet aan ons denken maar dan moet je gewoon hem nemen!”

De rest van de rit kan ik mij niet meer herinneren.

Happy Mom’s Day

Mom's day

– the day before –

Keihard gehuil komt uit de badkamer. Ik ren erheen; zou hij nu uiteindelijk toch -na 6 jaar schampschoten- vol tegen die scherpe stenen punt gevallen zijn?

Als ik binnenkom blijkt dat niet het geval. Tranen stromen maar geen bloed, geen ontvellingen en geen ontwrichte ledematen.

‘Wat is er vent?’
Maar hij komt er niet uit, stikt in z’n snikken.

Dan schiet Middelste hem te hulp en wijst met ernstig gezicht naar de verzameling douche tubes:
“Hij heeft iets voor jou gekocht maar zag nu dat je het al hebt…”

Ahhhh arme baas. De hele dag verheugt hij zich al op morgen omdat ie dan z’n zelf-uitgezochte cadeautje kan geven.

‘Lieverd, we kunnen t nu direct gaan ruilen als je nog weet in welke winkel?’

No can do. Gehuil gaat over in geloei maar ruilen wil-ie niet. Dit is wat hij uitzocht, dit is wat hij wil geven.

Dan pak ik de tube waar zijn cadeautje zo op lijkt: ‘Ach kijk, die is al stokoud, dit merk bestaat niet meer denk ik hoor. In ieder geval is déze over datum. Die kan weg. Zo, ín de prullenbak. En nou heb ik helemaal geen douchezeepje meer …”

Hij kijkt me wantrouwend aan: ‘Was die niet goed meer?’

Ik schud mijn hoofd.

‘Dus dan heb je het echt nódig? Zie je wel! Ik wíst het. Dáárom wilde ik het niet ruilen!! Mórgen weet je het, liefste mama!’
💕

Elementary

Elementary“Mama, gaan jullie nu weer bij elkaar wonen en zijn we dan weer sámen? Met z’n alle-maal?”

Grote lang gewimperde ogen kijken mij hoopvol aan.

“Nee liefje, dat gaan we niet.”

Een schaduw trekt over zijn gezicht, waterlanders wellen op en benemen ons even het zicht op elkaar. Ik dwing mezelf hem aan te blijven kijken. Wat ik zie grijpt als een koude klauw naar binnen, om mijn hart dat voelt als steen.

“Máh-ma!! Waaróm niet? Jullie hebben bijna helemaal geen ruzie gemaakt en het was echt superleuk. Dan kunnen we dus toch altijd allemaal samenzijn!!”

“Ik weet dat dat jouw liefste wens is en ik vind het heel erg dat ik die niet kan vervullen. We hebben met elkaar afgesproken dat we, als en zolang het kan, met z’n vijfjes op skivakantie gaan. Tuurlijk, wij willen ook dat zo’n week gezellig is samen. En dat lukt gelukkig. Maar we gaan niet meer met elkaar in één huis wonen. Je moet het maar zo zien dat papa en mama een beetje zijn zoals jullie drie met elkaar, als broer en zus. Dus niet meer als verliefd.”

Dikke, wanhopige tranen nu. Hij knijpt zijn ogen heel hard dicht en schudt zijn hoofdje heen en weer.

“Maar dan kán het juíst!? Wij maken best vaak ruzie maar we gaan toch óók niet allemaal ergens anders wonen!!??”

“Ach mannetje, ik vind het zo erg voor je dat je zo’n verdriet hebt. En ík weet helemaal niet hoe dit voelt want mijn papa en mama zijn wel nog bij elkaar. Maar jouw papa en ik niet meer. En dat blijft zo.”

Hij huilt nog even hartverscheurend hard in mijn armen en gaat dan met rood hoofdje en natte wangen liggen om te slapen. Mijn hart wordt heel warm.

“Gaat het weer een beetje, liefje?”

Zijn verdriet heeft hem uitgeput, hij vertrekt al richting dromenland maar mompelt nog:
“Ja mama. Je weet het toch; ik ben gewoon heel ge-vóelig…”.

Mijn hart wordt vloeibaar, loopt vol en dan over.

Mind over matter

InvincibleDoor de stromende regen en striemende wind rijden we in mijn Japanse koekblik terug naar huis. Sofar heb ik het enorm getroffen met alles wat na de scheiding geregeld moest worden. Tot op het niveau dat ik mijn huis kon kopen zodat het nu helemaal van mij is en niet slechts voor de helft of erger nog, dat ik het had moeten verlaten. Maar dit is toch wel een klein verdrietje; dat ik mijn heerlijk zware en automatisch cruisende Amerikaan moest wegdoen vanwege de financiële onhoudbaarheid ervan: zoop teveel en elke reparatie kostte kapitalen. Maar zeker in dit soort weersomstandigheden en ook als ik verder moet rijden denk ik met weemoed aan mijn grote Amerikaanse vriend, die er niet uitzag volgens ‘de kenners’ waardoor ik ‘m alleen maar nog leuker vond.

Afijn.

M’n allerkleinste vriendje ondertussen, zit achterin zich op geen enkele wijze storend aan het feit dat hij nu in een plastic schuddebakje zit en vertelt me wat hij allemaal heeft gedaan die middag. Ogen op de weg en oren naar achter gespitst hoor ik hem ineens zeggen: “Ik ben zo blij, mama, dat opa toen is weggegaan uit het leger en daarom niet in de oorlog moest. Want anders was hij denk ik wel doodgegaan.”

Ik begrijp helemaal niet waar of over wie hij het heeft en vraag hem welke opa. Op een toon alsof hij het tegen een zwakzinnige heeft legt hij uit dat het opa J. betreft, de vader van zijn vader. Aha, daar heb ik het met mijn voormalige schoonvader nooit over gehad volgens mij maar ik laat hem in de waan dat dit breed gedeelde informatie is: “Ja nóu vent, want anders was jíj er ook niet geweest.” Bemoedigend lachend kijk ik hem via de spiegel aan maar mijn lach verstomd direct wanneer ik zie dat hij als door de bliksem getroffen terugkijkt. Oh jee; ik heb de reikwijdte van zijn begrip in deze duidelijk overschat.

“HÓE-ZOO???!!!! Mama, ik ben toch uit jóu geboren?!!??”

Sussend leg ik hem uit: “Dat klopt maar jouw papa was daar wel ook bij. De helft van jou komt van je papa en de andere helft van mij. En jouw papa komt weer voor de helft van opa J. Dus als opa J. in een oorlog met het leger had moeten vechten en was gestorven, was jouw papa er niet geweest en jij dus ook niet.”

Terwijl mijn stem wegsterft zie ik op zijn gezicht inmiddels een blik van geschokt afgrijzen staan. En ik vrees dat dit voor het eerst is dat ergens in zijn hersentjes het besef doordringt dat er een wereld had kunnen zijn zónder hem erin. En ook dat er een wereld is die doorgaat als hij er niet meer is, ooit.

Ik weet nog zo goed dat ik toen ik 5 was deze zelfde mokerslag kreeg toegediend. Ook – natuurlijk – op een totaal onverwacht moment. En dat ik ontroostbaar heb gebruld in de armen van mijn vader over de onbegrijpelijke oneerlijkheid van die waarheid.

Maar terwijl wij in t donker verder zwabberen over de weg, zie ik mijn jongste een heel ander besluit nemen. Hij besluit dat ík het niet goed heb begrepen, zwakzinnig als ik me immers al had bewezen. Hij legt zijn kin op mijn schouder en plant een liefdevol troostende kus in mijn oor:

“Ach, mah-máá…”