Uit mijn dagboek: Mét of zonder kroontje?

image

Er zijn van die dagen die je overvallen met weemoed. Koningsdag is daar geen van. Of toch wel? Ik zocht die van vorig jaar even op.

“Tsja, Koningsdag. Hier een plein vol kinderen en hun ouders. In de ochtend gaat het om de kinderen en als de middag komt, neemt gaandeweg het recht van de ouders het over. Over twee uur rent allerlei los- en uitgelaten grut door de straatjes, niet meer onder het juk van hun ouders die het gehad hebben met het bewaken van de stalletjes van hun kroost en zich daarom nu in opperbeste stemming lekker laten vullen met het vlóeibare goud. Over drie uur bedenken ze zich dat het toch wel weer een reuze top-dag is zo en over 5 uur zet ik mijn tuinslag aan omdat een heleboel mensen dachten dat ze hier in mijn steegje ongezien en ongestoord konden pissen en ik daar wel klaar mee ben. De eerstvolgende krijgt ‘m.

Nadat ik in dit dorpje was geland, heb ik met plezier een aantal jaar aan het dorpse feestgedruis mee gedaan. Alhoewel het met hele kleine kindertjes behoorlijk afzien was. Die eerste jaren steeds met een kind dat té klein was om zelfstandig te kunnen staan maar wel van alles wilde en de andere kleintjes die hun kans schoon zagen en ‘m smeerden. Ik deed dan ook zeker mee met de en-nu-is-het-tijd-voor-de-ouders-uren, al was het maar met de moed der wanhoop.

Gaandeweg begon ik jaarlijks meer op te zien tegen de inflexibele programmering, het traditionele, die verschrikkelijke optocht met elke keer dezelfde winnaar en ieder jaar dezelfde mensen en dezelfde riedel. Waarbij het niet alleen Koninginnedag betrof maar dit evenement een startschot was van een zich ieder jaar herhalende sequence van dorpsfeesten. Ik ben niet zo van de herhalingen.

Misschien bemerkten de kinderen mijn tegenzin of lijken ze gewoon op me: vanaf het moment dat de oudste een jaar of zeven was, wilden ze zelf niet meer meedoen met de optocht. De jongste heeft daar vervolgens gewoon geen stem in gekregen. Dat scheelde een slok op de borrel.

En nu dit jaar.

Voor het eerst op deze dag in mijn eentje in huis wakker geworden. De zon schijnt. Ik rek me uit en geniet van de rust en de stilte. Maak mijn koffie, ontbijt en hoor de toenemende ijver op straat. Wat zal ik eens gaan doen..?

Best leuk, die kindjes met hun spulletjes op straat. Wat zouden die van mij met hun vader gaan doen? Of misschien niet perse met hem, ze zijn al zo groot en kunnen alles zelf. Ik ga zo maar eens op straat kijken. Alhoewel, wat moet ik daar verder eigenlijk alleen.

Ik staar wat voor me uit, zonder vastomlijnd plan lijkt dit ineens een lange dag.

Dan hoor ik tromgeroffel op mijn raam: “Mama, mahaaaaammm, ik moet naar de wéécéé!! Wij zitten buiten op straat, mam! We hebben allemaal spulletjes en ook van papa en we mogen al het geld straks delen!! En ik kan ook nu hier spulletjes halen en bij jou steeds plassen! Toch mam?! Kom je mee naar buiten? Het is echt superleuk!!”

‘Ja graag schat, ik kom er direct aan!!’ “