Premeditatio Malorum – van lijden naar leiden

IMG_0299

“Premeditatio Malorum”. Klinkt een beetje als een Harry Potter-bezwering, vind je niet?

Waarbij je dan met zo’n toverstokje zwaait om vervolgens luid en gedragen “PRRREEE-MEE-DITAAA-TIO MA-LOO-RUMM!!” het universum in te gooien en poef!, voltrekt zich het wonder.

Ja, mooi!

Zo werkt dit alleen niet helemaal.

Stoicijns leven

De Premeditatio Malorum is een oefening uit de Stoïcijnse leer en houdt in dat je nare dingen of problemen in het leven te boven komt, door de geest erop voor te bereiden.

Heel kort: de leer der Stoïcijnen is een van oorsprong Griekse filosofie. Vrij vertaald laat de ware Stoïcijn zich niet leiden door opvlammende emoties. Acceptatie van het moment zoals het zichzelf presenteert geeft kalmte en overzicht en daarmee vrijheid van handelen.

Stille geest

Laat dat nou een van de doelen in mijn leven zijn: het nastreven van zo’n soort vrijheid. Het verkrijgen van een stille geest in plaats van een brein dat te vaak direct in de overlevingsstand gaat en mij daardoor ook nog wel eens op voorhand tegenhoudt te doen wat ik wel graag zou willen doen.

Of bangebroek

Angst voor het emotionele effect, het zogenaamde lijden, weerhoudt mij van bijvoorbeeld:

  • Midden op straat in gezang uitbarsten omdat mijn hart jubelt en ik daar zo’n zin in heb maar wat ik niet doe omdat ik niet kán zingen, iedereen me vast gaat uitlachen en ik voor paal sta.
  • Mijn of onze rugzak pakken en gáán! Het spaargeld bestedend aan allerlei waanzinnige ervaringen, zoals ik dat altijd deed. Maar sinds ik er financieel alleen voor sta, hou ik mijn hand op de knip. Want straks lekt het dak ineens of stort de 200 jaar oude buitenmuur in en dan? De paniek van het dan niet in staat zijn de basis te kunnen fixen, slaat mijn reislust helaas neer.
  • Meer lak hebben aan wat anderen misschien van mij vinden. Bijvoorbeeld met wat ik schrijf. In alle vrijheid woorden geven aan wat in mij opwelt om verteld te worden om daarna gewoon op ‘publish’ te drukken. De grote kans op narrige reacties, aantijgingen en geroddel weerhouden mij ervan. Waarom? Tja; angst voor afwijzing, niet geaccepteerd of uit het nest geduwd worden.

Glibberend naar beneden glijden

Een klein puntje van een grote ijsberg. Waar al die angstige vermoedens vandaan komen is weer een ander verhaal maar bij elkaar is het behoorlijk nederigmakend voor iemand die het leven ‘unbounded’ tegemoet wil treden, vrij van zelfopgelegde grenzen.

Daarom streef ik ernaar mij in mijn keuzes minder te laten leiden door de angst voor pijn, verdriet, onzekerheid of wat dies meer zij. Natuurlijk, die ijsberg van mij is niet meer dan menselijk. Iedereen heeft zo’n berg. Maar ikzelf heb de keuze of ik er de hele dag vanaf glibber of dat ik het ding met ijzers, touwen en een pikhouweel bedwing.

Tools dus

Premeditatio Malorum ís zo’n tool. Je haalt je een vervelende situatie voor de geest die jou zou kunnen overkomen en stelt je voor hoe en wat die situatie emotioneel met jou doet. Dit met enige regelmaat oefenen ontneemt de emotie zijn macht jou te overweldigen op het moment dat de vervelende gebeurtenis zich inderdaad voordoet. Want; been there, done that.

Ga maar eens nare dingen na die jou vaker dan eens zijn overkomen. De tweede, derde of -tigste keer was de emotie waarschijnlijk net iets minder overweldigend dan die eerste ervaring.

Van lijden naar leiden

Let wel: het betekent níet dat je de emotie niet hebt! Het bewerkstelligt dat de emotie jou niet, of in ieder geval een stuk minder, overvalt en meesleurt en dat je mentaal gebalanceerder kunt (over)leven. Wanneer die rotsituatie zich voordoet, ben jij voorbereid en daarmee kalmer in je bovenkamer die vervolgens soepeler kan doorschakelen naar aanvaarden en doorgaan.

En als je weet dat je kunt aanvaarden, dan weet je ook dat je kunt Doen. Zie je het voor je? Magisch!

Tóch een beetje Harry Potter dus.

 

Freeze, froze, frozen: als je de ene voet niet meer voor de andere krijgt

image

Franse Alpen + kinderen = avontuur-activiteiten, I like! In mijn enthousiasme vergeet ik dat ik minder houd van gapende dieptes. Balancerend boven een ravijn slaat de angst en daarmee een freeze toe: HELP! Hoe, in hemelsnaam, krijg ik mijn controle terug?

Daar sta ik dan, halverwege een 40 meter lange staalkabel die gespannen is over een ravijn van minimaal evenzoveel meter diep. Een woest bergbeekje stroomt hard onderdoor in die genadeloze diepte. Mij extra benadrukkend dat ik ergens ben waar ik niet wil zijn.

Een zekering is nog geen vérzekering

Natuurlijk ben ik gezekerd, via twee stevige staalkabels aan weerszijden van mij. Niets aan het handje, zou je denken. Maar ik krijg, na de eerste 15 meter al wiebelend vooruit geschuifeld te zijn, ineens de ene voet niet meer voor de andere. Stokstijf stil met gekruiste benen en een totale verstijving in mijn lijf en hoofd.

Gewiebel en geduw

Wat niet helpt, is de jolige wiebelaar zo’n 20 meter vóór mij, die de kabels voor mijn gevoel een meter doet uitslaan en de hijgende adem van mijn 7-jarige in mijn nek. Hij gaat ook over deze kabel. Natuurlijk; hij doet het allemaal en alles met een noodgang. Ongeduldig geremd in zijn snelheid, vraagt hij zich af waarom zijn moeder zo tergend langzaam gaat en vooral waarom híj of all people de pech heeft achter haar te zitten.

Stoere moeder

“Mahammm!! Schiet eens op, mam! Mamáááá, mag ik al? Wáárom sta jij de hele tijd stil? Je staat trouwens heel raar met je BIL naar achter…. Nou, ik GA hoor!! Pfffffff, jij bent toch zo stoer?!” Zijn misgenoegen druipt ervanaf en ik vind mijn eigen kind onberedeneerd een ontzettende naarling.

Grond voelen

Mijn hele leven al vind ik dieptes eng. Zolang ik een vorm van vaste grond onder mijn voeten heb, is er niet veel aan de hand, slechts af en toe een weeïg gevoel in mijn maag dat mij nooit heeft belemmerd. Niet bij het afdalen van hoge en steile skipistes of het beklauteren van bergwanden, niet tijdens het bezoeken van culturele hoogstandjes zoals de toren van Pisa of de Duomo in Milaan. Zelfs niet bij het omhoogklimmen via best hoge ladders. Maar dít…?!

Freeze: figuurlijk bevroren

Ik draai mijn bovenlijf stijfjes en voorzichtig 90 graden in de richting vanwaar ik kwam, om het briesende baasje achter mij tot kalmte te manen:

“Zeg vriend, heb jij wel door hoe stoer ik inderdaad ben? Ik sta hier, midden op dit touw, terwijl ik E-NOR-ME hoogtevrees heb! Maar ik stá hier wel, ja?! … NEE, NIET bewegen!”

Gesnuif valt mij ten deel, alsmede een driftige ruk aan de zijkabels. Rotjoch!! Totale paniek verlamt mijn armen, mijn benen en mijn hoofd. Een klassieke Freeze: Ik.Kan.Dit.Niet. Ik houd mijn adem in en beweeg niet meer.

Overleven is ademhalen

Toch zal ik wel moeten; het is dát of hier op dit nare draadje blijven staan. Ik moet de controle over mezelf terugkrijgen en die freeze uit mijn hersenpan weren: “Je kunt het, je weet het, denk na; hoe moet dat ook al weer?” Door deze afleiding begint in mijn bevroren brein iets te dagen over ademhalen en blijven leven. De vernauwing van mijn bewustzijn verbreedt zich en in de ruimte die ontstaat, vervang ik de gedachte “Ik.Kan.Dit.Niet” door “Rustig en diep ademhalen”.

In godsnaam; gá!

Met deze poging tot ontspanning glijdt iets van de verkramping van me af en langzaam komt wat gevoel terug in mijn ledematen. Ik kan de ene voet voor de andere schuiven en de overkant komt dichterbij! Het gaat langzaam maar ik klaag niet: als ik in godsnaam maar ga.

De acrobaat vóór mij is allang weg en de driftige drukker achter mij block ik: “Hij is er niet, hij is er niet, hij is er niet!” En verdomd, ook dat werkt: voor even ís hij er niet.

De boom is mijn moeder

Met een woeste kreet van opluchting werp ik mezelf tegen de boom die het einde van de overtocht markeert en klamp me eraan vast alsof het mijn moeder is. Ik ben gered. Ik.Kon.Het.Toch!

PS mijn zoon is bij aankomst, 0,1 seconde na mij en met één blik op mijn gezicht, ook trots op mij. Hij vertelt aan iedereen dat het weliswaar leek alsof ik een bangebroek-met-bil-raar-naar-achteren was, maar dat ik feitelijk stoer ben gebleken. En dat is hem geraden, want hij hing zéker aan een draadje.

 

(Dit verhaal is van vorig jaar en ook gepubliceerd via urbanchicks.nl .

De haas en de fuik: een eerlijk gesprek

haas

“HOE is het in gódsnaam mogelijk dat dít verhaal (wijst een blog aan) ZO veel reacties en likes krijgt??! Ik heb een tijdje geleden EXACT zo’n stuk geschreven en daar gebeurde helemaal geen RUK mee! Nu is het klaar, ik kap ermee. Ik ga NOOIT meer iets schrijven!

Het leidt gewoon tot niets!”

“Waar wil je dan graag dat het toe leidt?”

“Mán, dat vind ik zo’n shit-vraag! Weet ík veel. Het hoeft niet per se tot iets tastbaars of groots te leiden maar als mijn stukjes 0,0 opleveren in de zin van reacties dan is dat een teken dat het niet goed is, niet leuk is of nergens op slaat. En daar BAAL ik van, want ik doe op elk stuk mijn best en als ik op publish druk dan denk ik altijd: Dit is goed. En dat IS het dus niet! Ik zie het kennelijk verkeerd en heb het duidelijk totaal niet begrepen!!”

“Zoiets zegt toch niets over of men het leest of het wel/ niet goed vindt? Ik lees ze altijd, vind ze vrijwel altijd echt goed en druk vrijwel nooit op like want ik hou daar niet van. Dat geldt volgens mij voor velen.”

“Dat snap ik op zich wel maar daar heb ik dus GEEN BAL aan. En daarbij; op andere stukken zijn wel al die likes en reacties. Het klopt daarom niet wat je zegt. Zij raken waar ik ergens iets mis. En het maakt mij onzeker en verdrietig maar ook woest.. van frustratie.

“Maak je er dan niet afhankelijk van. Zet het niet online. Schrijf! Maar alleen voor jezelf!?”

“Helaas; voor gevoel van succes ís het een afhankelijkheidsrelatie. Door hoe dit werkt. Want natuurlijk, ik schrijf voor mezelf. En m’n kinderen. En voor wie dat wil. Maar ik hou ook van het delen en de respons, het gevoel er toe te doen. Aandacht. Waardering. ERKENNING, verdómme!

Klinkt dat sneu? Ja, nou ja, vind ik ergens ook. En het past niet in het streven van dankbaar, mindful en al dat soort hoger ge-emmer. Maar godver, zo voel ik het gewoon; aards, primair, stront, kak, POEP! Ik bén geen monnik. Ik ben een mens! Met hashtag-faal erbij.

Want ik kan wel zeggen dat het me niet boeit en dat ik zó doorontwikkeld ben dat ik totaal zen en stoïcijns doorstruin, onaangeraakt door de opinie, maar dat is natuurlijk GELUL! Het raakt me WEL. Het gaat over MIJ!

En dan hou ik me ook nog onwijs in. Schrijf helemaal niet zoals ik eígenlijk zou willen. Steeds maar rekening houden met anderen; ouders, kinderen, exen, omgeving en wat dacht je van opdrachtgevers. De mensen met wie ik werk? Echt zó schrijven als dat ik zou willen? Waarschijnlijk te puur, te rauw, te intens. Krijg ik nu al wel eens terug. En we weten allemaal: als het niet in een bekend straatje past, is het makkelijk oordelen. Zelden terecht maar evengoed fnuikend.

Het maakt me razend en ik vind mezelf een angsthaas dat ik me hierdoor laat leiden, terwijl ik juist streef naar vrijheid en onbegrensdheid. Het liefst wil ik alles LOSlaten. Loslaten en gáán. Maar ik ben dus bang. Bang dat dit een prijs heeft die te hoog is voor mij om te betalen. Die ik mij niet kan permitteren.

Godsamme, een zee van onbegrensde mogelijkheden en ik zit in een fucking FUIK!

Moet ik er dan allemaal lak aan hebben, gewoon lak eraan en gaan?! Ik weet niet hoe. HELP me dan met het HOE! Alsjeblieft!!”

“Ja, ik wíl je ook helpen. Alleen; jij moet het doen zoals jij het wil doen. En weet je, misschien is het wel zo. Misschien is de manier waarop jij en ook ik dingen ervaren en ze zien, wel anders dan de meesten. En kun je niet uitgaan van begrip.”

….

“Tjeezus.

Wat een deprimerend k**gesprek…”

Busje

Busje

Hij was weg.

Ik zag het meteen toen ik terugkwam want zijn fietsje stond niet meer in de schuur.

De oudste twee wisten het ook niet: vragende ogen, schuddende hoofden, optrekkende schouders. Nee, zij hadden geen idee. En nee, ze wisten ook niet waaróm hij wellicht weg was.

(De dag ervoor:

“Jongens, ik las in een stukje op internet dat ergens mannen actief zijn die niet veel goeds in de zin hebben met kinderen. Ze gaan als volgt te werk: ze rijden rond in een blauw busje en als ze de kans krijgen vragen ze een kind alleen om even bij hen te komen omdat ze een belangrijke vraag hebben of zoiets. En kennelijk trekken ze het kind dan mee in de bus en rijden weg. Ik wil even checken of jullie nog weten wat we hebben afgesproken over vreemde mensen.”
‘Jaaaa-haaa, wij gaan écht niet naar iemand toe die iets in zijn búsje wil laten zien hoor, mama!! Tssssss…!’
‘Wat voor busje is het mam, alleen maar blauw?’ ‘Hoezo bláuw??!!. En welke mannen? Hoeveel?’
“Weet ik allemaal niet. Er zijn er vast wel meer rare mensen met nare bedoelingen, ik las dit toevallig. Maar het gaat mij even om het principe.”
‘We beloven dat we dat niet doen, ok? Ik ga zéker nooit zomaar mee met iemand of in die bus.’
“Fijn om dat te weten. En ook niet als het iemand is die zegt dat hij zulke schattige jonge diertjes heeft en of jij die wil aaien ofzo.”
‘Neeeeee-heeee. Zucht. Tuuurlijk niet!!’”)

Ja jemig, lastige onderwerpen want hoe het te brengen zonder ze bang te maken? Ik kies maar voor de ‘rechttoe-rechtaan-zoals-het-is-en-better-safe-than-sorry-methode.

Kleine vent was dus nu op pad. Alleen. En niemand wist waarheen. Terwijl wij twee heel belangrijke afspraken hebben: als je weggaat zeg je het en ook waar naartoe. Als ik er even niet ben, gaat niemand in de tussentijd ergens anders naartoe. Bij elkaar blijven en op elkaar letten.

Tien minuten later in onze zoektocht troffen wij hem aan de waterkant. Op zijn fietsje. Boos. Bij navraag bleek hij boos op zijn grote broer die zomaar niet meer met hem wilde ping-pongen. Beledigd dus. En een beetje bang omdat hij hem driftig een paar karateslagen had toegediend en vreesde voor de repercussies. Want dat had hij mij horen zeggen tegen de middelste die altijd de klappen opvangt en nooit iets terugdoet: “Als hij te erg tegen jou doet en hij luistert niet als je zegt dat hij moet stoppen, mag je best een keer terugslaan. Zodat hij weet hoeveel pijn hij jou doet.”
Hij had kennelijk niet het antwoord daarop van middelste gehoord: “Nee, dat doe ik niet, mam. Ik vind dat echt zielig.”

Toen de kinderen later in de keuken een limo dronken om bij te komen en jongste nog eens uitleg gaf aan de andere twee waarom hij had besloten “weg te lopen”, haalde hij ineens een bíjna-net-echt-plastic-pistooltje uit zijn broekzak. Op zich niet heel ongebruikelijk maar was de plechtigheid waarmee hij het op tafel legde reden voor ons aller onverdeelde aandacht.

En wat bleek? Hij had heel serieuze voorbereidingen getroffen voor zijn reis: “Kijk. Deze had ik meegenomen, voor als stomme mannen of enge vrouwen tegen mij gingen praten…!!” Toen sprong hij op, greep zijn pistooltje en “schoot” al die ellendelingen neer.

Point taken, I guess 🙂