Nogal wat posts en schrijfsels gaan over zaken als mindset, focus, geloof in jezelf en zelfvertrouwen.
Belangrijke topics waar het gaat om performance. Jouw performance. Als professional, ondernemer, mens.
So far so good.
Maar het valt me op dat deze topics vaak in combinatie gaan met het woordje ‘gewoon’: “Je moet ‘gewoon’ je focus houden. Het gaat ‘gewoon’ om mindset. ‘Gewoon’ een kwestie van zelfvertrouwen. Geloof ‘gewoon’ in jezelf!”
Als het allemaal zo ‘gewoon’ was, dan had niemand er verder last van. Het gaat vaak om diep ingesleten patronen. Gedachten en overtuigingen die zich ooit in het systeem gezet hebben. En het betreft meestal langgeleden verkozen gedrag. In combinatie met reflexgedrag dat bij jou hoort.
Kun je daaraan werken? Ja, zeker. Maar is dat even ‘gewoon’ en met quick fix? Nee, absoluut niet.
‘Gewoon’ zou het zijn, als we bleven doen wat we deden. Want in veel gevallen is het behoorlijk lastig om dit soort zaken te veranderen.
Het begint met de moed om met meedogenloos eerlijke blik naar jezelf te durven kijken. Vervolgens commitment, veel oefening en niet te vergeten; tijd.
Het goede nieuws is dat ieder piepklein stapje op dit vlak, je mijlenver kan brengen. Van binnen en daarmee ook naar buiten.
Daar is werkelijk niets ‘gewoons’ aan. Eerder is het buitengewoon.
“Wat zit dat poeder-prinsesje daar in Afrika met haar prins nou te klagen over hoe moeilijk het soms is als Royal in de UK, terwijl ze op de centen van belastingbetalers de hele wereld afreist, nu in Afrika lekker koloniaal loopt te doen, dankzij haar huwelijk rijker dan rijk is en het aan alle kanten goed heeft getroffen met zichzelf en alles wat ze heeft?! #HarryAndMeghan”
Dit is een samenvattende en zwaar gecensureerde versie van het type bericht dat in alle hoeken van de social media te lezen valt, de afgelopen dagen. Sinds de documentaire “Harry & Meghan. An African Journey” uit is, waarin Harry en Meghan op on-Britse wijze open zijn over hun gevoelens ten aanzien van de pers en de manier waarop zij, en dan vooral Meghan, bejegend worden.
Tegenover de haat-berichten staan ook miljoenen steunende woorden aan het adres van het koninklijke koppel: “We love you. You’re the best. Shame on you, haters. Punch Britains Press in the face. etc. #HarryAndMeghan”
Ik scan deze teksten, als altijd in de ban van mijn eigen verbazing over die kennelijk diepgevoelde behoefte van veel mensen om het in zulke sterke en stellige bewoordingen te hebben over personen die zij feitelijk niet kennen.
Nep of echt?
Eén discussie tussen de tegenstanders en voorstanders valt mij in het bijzonder op: “She’s so faking it; she’s an actress!” vs. “Look at how real her emotions are, so vulnerable and sad, I can feel it in the pit of my stomach.”
Wie van deze twee elkaar bevechtende groepen zou het bij het rechte eind hebben?
Meghans non-verbaal nader bekeken
Een blik op deze vraag vanuit het non-verbale laat mij de volgende uitingen van Meghan zien, terwijl ze met de interviewer praat (als je dat leuk vindt kun je met me meekijken. Ik ga in op het deel van 0.18 – 1.20 min in onderstaande video):
Over Harry en zijn angst dat haar hetzelfde overkomt als zijn moeder onder druk van de media: het bijten op haar lip wat duidt op spanning die ze probeert in te houden; dan wegvallen van de spierspanning rond de ogen en in het gelaat (regulatie op spanning); om over te gaan in een zgn. ‘social smile’, waarbij de mondhoeken omhoog krullen maar de lach niet tot aan de ogen reikt. Dit is een incongruente uiting die de ontvanger of gesprekspartner precies dat signaal geeft: hee, dit is raar, hier klopt iets niet.
Over het zwanger zijn en daarna zo goed mogelijk invulling proberen te geven aan het moederschap waarin alles nieuw is en daarmee moeilijk, laat staan onder de druk waaronder zij verkeren: toon gaat omhoog aan het einde van de zin (ongemak); ze reguleert de intensiteit van haar gevoel door weg te kijken terwijl ze probeert te formuleren; dan hoofd schuin en schouders omhoog, een heel giechelig, klein stemmetje hevig knikkend met weer die social smile en tegelijkertijd een strakke bovenlip, iets later klemt ze haar kaak opeen. Nu is er behalve de incongruentie van de social smile ook nog die van aan de ene kant een (om begrip) vragende, bijna submissieve houding en aan de andere kant een impuls vanuit wenkbrauwen, kaak en bovenlip: voor mij duidt dit op ongemak en spanning.
Ze sluit haar ogen en schudt even haar hoofd als ze zegt: “It’s a very real thing to be going through behind the scenes.”, om vervolgens bevestigend te knikken. Dan op de vraag of het dus echt moeilijk is voor haar, deze situatie, kijkt ze de interviewer recht aan en sluit haar ogen kort maar duidelijk voordat ze zegt: “Yes.”
Lieg je als je je ogen sluit terwijl je bevestigend antwoord?
Links en rechts lees ik wel eens dat als iemand de ogen sluit en dan met een bevestigend antwoord komt, dit dús een leugen zou zijn. Deze bewering klopt niet; het sluiten van de ogen is weliswaar een regulatie maar niet per se omdat er gelogen wordt. Eerder is het de regulatie van een emotie of gevoel van spanning die de emotie oproept. Wat je dus kunt zeggen is dat dit onderwerp en deze specifieke vraag bij haar voor veel spanning zorgt.
Conclusie
Op basis van bovenstaande zou ik zeggen dat ze een van de beste actrices ter wereld zou zijn als zij al deze onbewuste bewegingen bewust zou kunnen maken. Mijn educated guess is daarom dat Meghan, wat je ook verder inhoudelijk vindt van wat zij zegt, zich op dit moment oprecht niet goed voelt in haar leven en rol als lid van het Britse koningshuis.
Ze is daarmee extra-echt; ze doet zich namelijk ook niet sterker voor dan ze is.
Dat voetbalcommentatoren en -analisten de wetenswaardigheden over de voetbalsport en iemands wel of niet presteren op het veld kunnen beoordelen, daar twijfel ik geen seconde aan. Natuurlijk kunnen ze dat. Maar als ik lees over en luister naar de commentaren die deze zelfde beroepsgroep uitbraakt over -in dit geval- de mens Kasper Dolberg, rijzen mij de haren te berge. Als voorbeeld een greep uit een ‘goed gesprek’ van afgelopen zaterdag bij Veronica Inside tussen Valentijn Driessen (Chef Voetbal bij de Telegraaf) en Johan Derksen.
“Die Dolberg, ik weet niet wat ‘daar’ mis mee is.”
“Het maakt hem allemaal niets uit.”
“Hij heeft geen enkele emotie.”
“Loopt na het scoren als een zoutzak naar de middenstip met een kop van ’Ja, wat kan mij het schelen’ in plaats van dat hij blij is!” (de ironie als je ziet vanuit welke gelaatstrekken deze zin wordt voortgebracht, is dan wel weer om te glimlachen).
Achterover hangend in hun tv-studiostoelen en niet gehinderd door de notie dat ze met weinig moeite iemand nog even extra onderuit trappen. Een jonge jongen, op zo’n belangrijk moment in zijn leven.
In het geval van bovengenoemde commentatoren worden ze betaald voor dit format van afzeiken. Een heel slechte zaak vind ik al dit soort ‘vermaak’ dat plaatsvindt over de rug van een ander. Ik pleit voor integriteit en nuance. Want laten we ajb niet vergeten: we hebben het over mènsen.
Het is zo’n moment waarop ik weer even heel scherp en zeker weet waarom ik doe wat ik doe. Namelijk vanuit mijn analyse van microbewegingen in het gezicht, kunnen duiden wie ik voor me heb, hoe hij zal reageren onder spanning en onder welke omstandigheden iemand niet tot z’n recht komt en hoe dan wel.
Deze vaardigheid toepassend op Kasper Dolberg, waag ik het twee dingen te stellen:
1) Het is misschien wel heel logisch dat hij in de situatie zoals bij Ajax is ontstaan, niet tot topprestaties komt.
2) Je kunt er vergif op innemen dat het hem wel degelijk boeit en dat zijn emoties intens zijn en diep gaan.
Analyse
Even een kleine uitleg van hoe dat zit met die analyse en duiding:
Onderzoek heeft uitgewezen dat ieder individu een consistente set van microbewegingen in het gezicht heeft, het zogenaamde Persoonlijk Non-verbale Repertoire (PNR). Deze bewegingen zijn zichtbaar ongeacht de situatie of interactie partner, zijn onbewust en niet te manipuleren.
Met de INSA methode voor non-verbale strategie analyse wordt dit PNR bepaald. Hoe? Door bewegend materiaal te bekijken en simpelweg de microbewegingen te turven.
Natuurlijk zijn mensen oneindig complex en individueel verschillend maar het PNR geeft ons essentiële informatie over iemands persoonlijkheid en deze consistente bewegingen zijn een reflectie van evenzo consistente elementen in de persoonlijkheid.
Het gaat niet over goed of slecht, sterk of zwak; ieder persoon heeft onderscheidende kwaliteiten en valkuilen en een basisbehoefte waar het de interactie betreft.
Het PNR van Kasper Dolberg
In de analyse van Kasper Dolberg komen de volgende microbewegingen consistent naar voren:
1) Halfgeloken oogleden
2) Optrekken van de wenkbrauwen waarbij de bovenste oogleden heel soms mee omhoog gaan maar meestal gaan ze meer hangen;
3) Als hij knippert sluiten zijn ogen vaak niet helemaal, dit is de zgn. deelknipper
4) Wenkbrauwen gaan in het midden omhoog
5) Beperkt knijpen van onderste oogleden (te weinig om mee te tellen)
6) Openhangende mond; spierspanning in wangen en kaak is vaak heel laag.
Deze bewegingssset duidt op de volgende karakteristieken:
Kwaliteiten:
Doorzetter
Onverstoorbaar
Is op rustige manier resultaatgericht
Heeft veel geduld
Gevoel voor de situatie
Groot incasseringsvermogen
Betrouwbaar, stevig, tolerant
Basisbehoefte:
Gevoel van ruimte, ook voor zijn aanpak
Aandacht voor relatie in de interactie
Reflexgedrag onder spanning:
Trekt zich terug in zichzelf
Haakt af bij verbale scherpte en negatieve druk
Loopt het risico het momentum te missen
De essentie van het reflexgedrag onder spanning van het “type Dolberg”, is het zich onzichtbaar maken, waardoor de beweging van het systeem letterlijk dan wel figuurlijk wegvalt.
En precies dat is wat je kan zien gebeuren over de gehele breedte van Dolberg’s uitingen: bewegingsloze gezichtsuitdrukking en in het veld te vaak net niet helemaal aangehaakt of net verkeerd getimed.
Even terug naar mijn twee beweringen aan het begin van dit artikel:
1) Kasper en Ajax
Ik weet dat ik heel voorzichtig moet zijn met wat ik hier zeg, omdat ik verre van inside expert ben op het vlak van voetbal dan wel Ajax, terwijl heel Nederland dat wel is. Alles wat ik ‘weet’, weet ik van wat ik heb gelezen of gehoord en daar ligt dan ook nog eens mijn subjectieve beleving overheen gevouwen. Neem dit mee als je leest wat ik nu schrijf en overweeg gewoon voor de lol de mogelijkheid ervan: vanuit mijn blik op de context bij Ajax op dit moment, is het verloop van de carrière van Kasper Dolberg de afgelopen twee jaar, wellicht niet verrassend.
Als voorbeelden noem ik het inzetten van Huntelaar als inspirator en aanjager voor Dolberg’s prestaties; dit lijkt eerder averechts te werken. Het jagen en killersinstinct van Huntelaar kunnen heel goed eerder intimiderend en opjagend zijn dan positief aanjagend. Als dit klopt dan legt het Dolberg eerder lam en logischerwijs maakt Huntelaar daar korte metten mee.
Ten Hag lijkt mij een heel goede coach en zeer betrokken bij zijn team en de individuele mens maar het zou kunnen dat hij geneigd is in de onderlinge interactie eerder nog wat harder druk te zetten op de prestatie. Hij zegt letterlijk: “Ik wil zien dat Kasper ervoor vecht en hij weet dat.” Op zich kan Dolberg dit prima aan alleen luistert de manier waarop nauw en is de reflex juist het omgekeerde als hij zich klem voelt gezet: hij valt meer stil en spreekt zich ook niet rechtstreeks uit over wat hij lastig vindt of liever anders ziet. Voor Ten Hag daarmee erg lastig.
2) Kasper en emotie
Voelt hij dan niets en heeft hij geen emotie? Ik zou zeggen eerder andersom: van binnen woedt een storm.
Maar kan hij dat niet eens uíten, laten zien, zodat we meer gevoel hebben bij hem?
Nee, dat is extreem moeilijk. Juist het feit dat hij die spanning ervaart, maakt dat hij zo bewegingsloos oogt en reageert. Hij kan niet anders, het is zijn (onbewuste) reflex. Hier meer vat op te krijgen, vergt inzicht en oefening. Heel veel oefening.
Onze spiegel
Wat ik me al schrijvend weer realiseer, is waar wij eerlijk naar moeten durven en blijven kijken. Namelijk dat – in dit geval- de behoefte om emotie bij Kasper Dolberg te zien, voortkomt uit het reflexsysteem van mensen die hem ongrijpbaar vinden; dus vanuit hun eígen behoefte aan houvast of vorm van push back. En dat veel van ons negatief uiten en – oordelen echt komt doordat het onszelf een ongemakkelijk gevoel geeft wanneer we in een interactie niet ontmoet worden in onze eigen basisbehoefte …
Druk, druk, druk zijn we met het onszelf on- en offline voor het voetlicht brengen, over de bühne krijgen en ons podium creëren.
Zodat we kunnen shinen, glanzen, er staan en toe doen.
Maar vooral het online zichtbaarheidsdenken kent z’n regels voor succes: strak, snel, mooi en alleen wat goed is.
Dus we slijpen en schaven aan onze boodschappen, poetsen plaatjes en woorden op, totdat alle rimpels zijn gladgestreken, vlekken zijn weggewerkt en de ‘waarheid’ over wat we kunnen ons in strakke zinnen aankijkt.
Zo. Dat staat.
Ik weet niet hoe het jou vergaat maar een zekere rebellie maakt zich van mij meester. Want ik kan dit niet goed. Dit is niet hoe ík werk of waarheid beleef.
Belangrijke elementen voor mij zijn: tijd (vooral als die vergeten mag worden), ruimte, aandacht, warm, kleur, diepte. Het (onder)zoeken en hopelijk op een dag vinden. En, jawel, de kreukels, vlekjes en rimpelingen als tekens van strijd. Zíj geven houvast, over te strak en glad glij ik makkelijk uit.
Professioneel kijk ik mensen diep in de ogen. Zo diep dat het soms misschien ongemakkelijk voelt. Omdat daar niets valt te verbergen en dit kan schuren.
Maar: waar het schuurt ontstaat glans. Altijd, dat is een wet.
‘We komen nergens vandaan en we gaan nergens naartoe’.
And yet; there we are.
Na de ruige stromen, de toppen en de dalen in Italië, zijn we weer thuis. Ook mooi, want kalm, vloeiend en vlak maar niet saai. Nooit saai. Al was het maar door de tinten groen, de lichtval en de altijd wisselende luchten.
Met mijn bijna-15 jarige zoon was ik op pad. Wij dompelden ons samen een week onder in stilte, bewustzijn, gewaar-zijn en martial arts. Gegoten in de vorm van Flowtrainingen gecombineerd met pittige hikes in de Italiaanse bergen. Dit alles onder de bijzonder kundige begeleiding van Sifu Lo Tor, grootmeester in de martial arts.
De impact van zo’n week ‘Flowtraining’ is groot. Tai Chi, Qi Gong, Wushu en Zen op grote hoogte maar juíst met je voeten stevig op de grond. Niets zweverigs of wazigs aan; eerder super geaard. Uit je hoofd, in je lijf. Ervaren, niet denken.
De impact op mij? Naast een heleboel wat teveel is om op te noemen en het cadeau dit met mijn kind te ervaren, merk ik dat mijn ogen net wat anders kijken na deze afgelopen week. Vanuit meer rust en meer aanvaarding van hoe dingen (kunnen) zijn.
Holy cow (en berggeit): de vechter aanvaardt…! Nothing short of a miracle, wat mij betreft.
Rust is het nieuwe goud en zit ergens tussen ieders oren. De uitdaging is om het daar zo veel mogelijk te houden. Nog geen sinecure daar de triggers om gewoon lekker op de emoties mee te varen, veel, diep ingesleten en verdomde gewiekst zijn.
Bezig zijn met je eigen ‘zijn’; dat is echt ergens goed voor. Maar vergis je niet: echt ‘zijn’ leer je alleen maar door t bewust te ‘doen’ en te ‘niet-doen’. Klinkt toch wel wat wazig, zeg je? Hm. Dat ligt aan mij, ik laat me meevoeren door de woorden in mijn hoofd.
Dus tip: ervaren is doen…
En even zo vaak niet-doen.
Geen quick fix! Het vergt een hard aan de bak en blijven. Oefenen. En doorzetten. En .. etc.
De thermometer tikt de 40 aan. Wij hebben net een adembenemend kijkje genomen in de Mezquita Cathedral plus tuinen en zoeken nu een koeler plekje om weer op adem te komen.
De toog van de ‘taverna’ biedt die plek.
Een wat knorrige barman, die eigenlijk wil sluiten voor zijn broodnodige siësta, ontdooit als blijkt dat wij niet uitgebreid komen eten maar alleen een copa en een gazpacho Andalúz vragen. Dit staat in slechts een handomdraai klaar.
Rechts van mij zit een nogal corpulente en besnorde man in roze shirt. Hij oogt fris maar als hij tegen ons gaat praten, verdwijnt dat idee al snel door het onverstaanbare gepruttel waarbij zijn adem fluitend ontsnapt tussen de grote gaten van de nog wèl aanwezige tanden door. Mijn Spaans is behoorlijk op peil maar van hem versta ik vrijwel niets.
Hem maakt dit alles niets uit. Glanzend kijken zijn waterige oogjes langs mij heen naar de lange en breedgeschouderde extranjero die naast mij zit. Verrukt reutelt en pruttelt hij over de warmte, zijn Córdoba en de mooie blauwe ogen van mijn metgezel. Die met zijn hoed en zijn baard-van-een-week inderdaad wel wat wegheeft van Indiana Jones.
Ik buig mijn hoofd en realiseer me dat Cupido deze trotse Cordobez bij onze binnenkomst midden in het hart raakte. Mijn compañero kijkt mij ondertussen met zijn ‘ojos azules’ vragend aan; hij weet nog niet dat hij de hoofdpersoon is in het tussen 3 tanden door gelispelde liefdeslied op rechts.
De barman ziet, hoort, verstaat wèl en gaat stoïcijns door met wat hij al aan het doen was voordat wij binnenkwamen.
De situatie duurt voort en voelt steeds ongemakkelijker. Voor mij omdat ik als vertaler word gebruikt maar niets versta en voor Indiana die nu doorheeft dat hij het onbereikbare liefdesobject van deze gepassioneerde goeierd is.
Dan ineens vat de door Cupido getroffene moed, klokt zijn laatste van inmiddels vele copa’s weg, rolt van zijn barkruk, grabbelt zijn aubergine mee en komt tussen ons in staan. Na een laatste, nu rechtstreeks aan Blue Eyes gerichte aria, waggelt hij zielsgelukkig de deur uit.
In zijn rug hoor ik hem denken (ik versta hem ineens perfect): “Madre Dios, vandaag pakte het naar de markt gestuurd worden voor die ene aubergine toch maar mooi verdomd goed uit..”.
“Ik wil graag weten hoe ik overkom. Want als ik binnenkom, wie zíet men dan? En als ik met iemand in gesprek ben, hoe percipieert die ander mij?
Want ik merk de laatste tijd dat gesprekken niet gaan zoals ik wil; het voelt stroever, ik heb minder grip. Al een paar keer nu was ik aan het einde van een gesprek zo ver dat ik dacht: “Zo, nu kunnen we er een klap op geven!”, was zeker dat die ander daar ook was en dan toch … niets. Ga ik met lege handen naar huis en een vraagteken boven mijn hoofd.
En dat laatste vind ik misschien nog wel het ergste. Want welke signalen aan de overkant mis ik en wat doe ik zelf dan niet goed, dat ik de onderhandeling niet naar verwachting afrond?”
Tja. Lastige vragen, zeker als iemand gewend is vanuit zijn beleving de controle te hebben over situaties. En er van uitgaat dat hij de richting bepaalt.
We plannen onze gesprekken in en gaan aan de slag. Ik lees zijn gezichtstaal en neem hem mee in wat hij non-verbaal doet: alle microbewegingen van zijn oogleden en wenkbrauwen, het slikken, het vele knipperen en het naar boven wegdraaien van de ogen bij het denken en praten tegelijk. Ook zijn posture, de manier waarop hij zijn lijf draagt en wat dit alles doet in het contact met die ander.
Wat ik zie, is dat hij veelvuldig uit het contact gaat. Met zichzelf en daarmee dus ook in de interactie. Hij neemt fysiek afstand, door tijdens het gesprek zijn hoofd wat naar achteren te hellen waardoor zijn kin de lucht in gaat. En als hij echt op dreef is, sluit hij zijn ogen vaak voor langere tijd terwijl hij praat, waardoor hij het contact ook letterlijk onderbreekt. Dan is het hele concept van verbinding maken en het elkaar echt verstaan, inderdaad erg lastig.
Het effect van zijn non verbale uitingen is dat er een bepaalde ongrijpbaarheid en afstandelijkheid van hem uitgaat. Logischerwijs ontstaat bij een gesprekspartner dan de vraag en twijfel: “Hoeveel investeert hij nu echt: wat en hoeveel van zichzelf legt hij hierin en waarom zou ik dan willen investeren in deze relatie?”
Ik beluister zijn narratief op woordkeuze en toon en zet dit af tegen wat ik zie. Ik check wat ik kan opmaken over wie hij is, wat zijn gedragreflexen zijn en wat hij zelf nodig heeft. Ik vraag. Heel veel. En luister goed naar wat hij vertelt. Over interacties met anderen maar ook en nog belangrijker, de interactie met zichzelf.
Op basis van waar hij allemaal mee komt, begeleid ik hem in een aantal visualisaties, ademhalingsoefeningen en specifieke mentale oefeningen waar hij zichzelf mee kan voorbereiden en die hem helpen in de juiste ‘stand’ te gaan staan. Namelijk die stand waarmee hij optimaal present is in iedere interactie.
Hij krijgt inzicht in de verhalen die hij zichzelf vertelt en wat de effecten daarvan zijn in het contact met zichzelf en anderen. Hij leert wat er gebeurt als hij in zijn reflexgedrag schiet en wat de impact daarvan kan zijn op degene(n) met wie hij praat, Welke boodschappen hij uitzendt en in welke mate die af en toe incongruent zijn met wat hij zegt maar zéker met wat hij over wil brengen: namelijk het vertrouwen wekken, open en benaderbaar zijn en het waard zijn om in te investeren. Ook op persoonlijk niveau.
Even na ons laatste gesprek krijg ik een opgetogen telefoontje: “Ik heb zojuist een droomopdracht binnengehaald! Dank je wel.”
Wat precies maakt dat het hem nu wel lukte; lag dat allemaal aan onze gesprekken?
Lastig zo even te stellen. Dat zou ik ook niet zomaar doen, de allerbelangrijkste factor van succes is degene met wie ik werk zelf. Altijd.
Wat ik wel weet is dat na onze gesprekken mijn opdrachtgever zichzelf zo goed verstond dat het hem in staat stelde zichzelf ook zo over te brengen.
Om eerlijk te zijn, veel van mijn inspiratie komt voort uit het dagelijks leven. Omdat het dagelijks leven ons onze werkelijke basis toont. Onze basis zoals wij die ten diepste ervaren. Vaak onbewust.
De manier waarop we staan en ons lichaam dragen, onze reflexen, de impulsen en regulaties die we met ons gezicht laten zien, ons binnen en buiten, de wijze waarop we wel of niet tot (inter)acties overgaan. Totaal fascinerend.
Maar mijn puurste, rijkste en meest diepgevoelde inspiratie komt van degenen die het allerdichtst bij mij staan. Het hart van mijn dagelijks leven.
Door de manier waarop zij helemaal zichzelf schijnen te zijn, ongeacht het gegeven dat ze dezelfde achtergrond hebben, opvoeding en sociale omgeving.
Ik bewonder hun unieke natuur waarin zoveel voor mij te herkennen valt maar ook nog zoveel meer te ontdekken en leren.
Neem nou deze baas. Hij kiest ‘de barre’ als vriend (en vijand). Dapper en de doorzetter die hij is, zal het hem binnenkort zeker lukken om zijn voet op de bovenste stang te leggen.
Onvermoeibaar en niet gestoord door anderen, gaat hij door. Soms met koele berekening en vooraf bedachte strategie. Vaak ook gewoon, zó. Af en toe woest en ziedend om dat het niet snél genoeg gaat. Maar door gaat hij want opgeven zit er niet bij.
Ik weet dat omdat ik hem ken.
En daarnaast zie ik het in zijn ogen, zijn rechte schouders en volledig open houding.
Regelmatig lees ik over hoe kinderen van gescheiden ouders moeten (ont)wennen op wisseldagen; als zij van vader naar moeder gaan en andersom. En dat dit inhoudt dat die kinderen op zo’n dag meer in zichzelf gekeerd zijn, afstandelijker. Ook naar andere betrokkenen, zoals de nieuwe liefdes die er misschien zijn.
Ik heb daar nog nooit iets van gemerkt bij mijn kinderen maar vraag het me nu ineens af: hebben zij daar soms ook last van? Ik besluit het ze maar gewoon te vragen.
“Hee lieverds, hebben jullie op de dagen dat je van papa naar mij gaat of andersom, last van ‘moeten wennen’ of een gevoel dat het moeilijk is om ineens bij de andere ouder te zijn. En dat je je daardoor even wat stiller voelt of merkt dat je even niet weet waar je staat? Ik denk dat het voelt alsof je van binnen je armen stevig om jezelf heen slaat.”
3 paar ogen kijkt mij aan van boven hun borden: “Huh?”, “Euh..”, “?”
“Mam! Wat bedóel je?”
“Ik lees en hoor dat best vaak: dat het voor kinderen lastig is als ze van de ene ouder naar de andere gaan, van het ene huis naar het andere. Misschien zelfs van het ene leven naar het andere leven. Ik vroeg me dus af, aangezien jullie ook steeds moeten wisselen, of jullie dat herkennen?”
Even is het stil. Drie hoofdjes denken, drie lijfjes voelen.
Oudste: “Nee, daar heb ik helemaal geen last van. Het is bij jullie precies hetzelfde; even fijn.”
Middelste: “Ehm… nee. Totaal niet herkenbaar. Het huís is wel anders, maar het vóelt niet anders.”
Jongste: “Nee hoor, mijn leven gaat altijd door. Gewoon hetzelfde.”
Ik voel opluchting, mijn angst is toch altijd dat ik de dieper gelegen, echt wezenlijke dingen bij hen mis: “Daar ben ik blij om zeg, dat is fijn voor jullie.”
“Maar mam, hebben echt veel kinderen dat wel? Ik snap niet waarom?! Dat vind ik zielig voor die kinderen.”
“Ik weet ook niet precies waarom dat is, ik ken het niet vanuit mijn eigen situatie maar kan me er wel iets bij voorstellen. Kun je bedenken waardoor het zou komen?”
Middelste: “Ik ken een jongen die dat heeft, hij heeft me dat verteld. Hij zei dat het kwam omdat zijn ouders niet goed met elkaar omgaan en niet aardig over elkaar praten. Daardoor weet hij niet wat nou waar is en wat hij kan geloven. Hij zei dat hij daarom twee knoppen in zijn hoofd heeft: één voor bij zijn vader en één voor bij zijn moeder. Ik vroeg welke knop dan zijn echte was. Toen zei hij dat hij zijn eigen knop kwijt is.”
We zijn er stil van, ik weet niet wat ik moet zeggen, voel me enigszins verslagen en kijk naar beneden, in mijn bord. Als ik weer opkijk zie ik drie paar peinzende ogen. Dan spreekt jongste voor de hele set:
“Ik vind het ook heel fijn voor ons dat wij onze eigen knop gewoon hebben…”
Middelste, zelf C-speler, is gevraagd mee te spelen bij B1. Terwijl hij me dit vertelt kan hij zijn trots niet verbloemen. Terecht.
Op het moment van vertrek echter, is daar ineens vertwijfeling, hij blijft op de drempel staan, wel-niet-wel-niet, voeten weigeren dienst: “Ik wil denk ik niet …”.
Herken je dat? Ineens die twijfel of je het wel kunt. En dan het idee opvatten dat het beter is om niet te gaan, zodat niemand ziet dat jij helemaal niet goed genoeg bent.
Ondermijnende zelftwijfel met als ultiem jammerlijke uiting de zelfsabotage.
Het heeft weinig zin hem nu aan te moedigen met dwingend ‘motivational’ zinnen als: “Jawel joh, jij kunt het!! Ze hebben jóu toch maar mooi gevraagd?!” Het stemmetje in z’n eigen hoofd is voor nu even harder en scherper. Beter is het stil te zijn, te wachten op wat van hem uit nu komt en daarop liefdevol te reageren met een klein duwtje. Gentle nudging, zogezegd.
Dan komt zijn kleine broertje erbij die geboren is onder het gelukkige gesternte van iemand die per definitie ervan uitgaat dat het hem lukt. Kennelijk heeft hij de hele scène vanachter zijn ontbijtbord met interesse gevolgd en weet precies wat hem te doen staat: “Weet je wat het is? Je moet er niet zo over nadenken. Je moet het gewoon DOEN!”
Irritant maar effectief wakker geschud door het in zijn ogen kleine, stink-eigenwijze etterbakje, draait hij zich snuivend om, stapt naar buiten en trekt de voordeur met ‘n klap achter zich dicht.
Hm. Tsja. Goed.
Hij kan ervan vinden wat hij wil, maar díe drempel is in ieder geval geslecht.