“Ik. Weet. Het. Niet.”
Gek werden en worden zij van dit antwoord dat ik ze dan toch gaf en geef.
Al op 1000-en vragen.
Soms om ze bewust te maken van hun eigen denkvermogen maar ook omdat ik vaak echt het antwoord niet wist:
“Mama, hoe kan het dat Dumbo kan vlíegen, want zijn oren zijn wel groot maar zijn lijf ook. Of zit daar hélium in, net zoals bij ballonnen?”
Of:
“Mam! Hoe-zo lijken wij als ik ons zó zie, zo groot, terwijl we in het ‘héle al’ maar piepklein zijn?” (Wappert met armen om dat héle al te duiden terwijl moeder iets murmelt over verhoudingen en hoopt dat het hier bij blijft, wat helaas niet zo is).
En nu, 10 jaar verder weet ik op de meeste van hun vragen het antwoord nog steeds niet. Noch op een heleboel vragen die ik zelf heb.
Over dingen die buiten mij liggen en over dingen die zich binnenin mij afspelen.
Waar ik in de loop der tijd wél ben achtergekomen is dat ons ‘weten’ zeer wordt overschat. En een schijnzekerheid oplevert waar je soms alleen nog maar meer van op je neus kijkt.
Nee, dan het niet-weten.
Dát kunnen accepteren, levert vrijheid op en kracht. Precies wat nodig is om je te kunnen verhouden tot wat zich nú aandient. In.Dit.Exacte.Moment.
Dat leer ik zelf. Dagelijks.
Blóedirritant vinden zij het.
“Ik weet het, schatten.”, zeg ik ze dan.
;